13.6.10

Het overleven van de dodo's



Op een dag kreeg Charles Darwin bezoek van een delegatie dodo’s met het verzoek of hij er toch niet voor kon zorgen dat hun ware aard - en dus hun nut - bekend zou worden bij de mensen. Wat zeker hun uitsterven zou beletten. Darwin had weinig oor naar hun verhaal en de dodo’s, te trots om lang aan te dringen, waggelden terug naar hun biotoop, berustend in het lot dat hen te wachten stond. Niemand zou ooit weten wat voor dieren de dodo’s waren.

„Stomme beesten,” dachten de mensen die de dodo’s vingen en zich te goed deden aan het verse, zij het enigszins taaie vlees, „ze kunnen niet eens vliegen.”

„Konden wij maar vliegen,” mijmerden de uitstervende dodo’s dikwijls, „door ons te verspreiden zouden wij ons overleven zeker in de hand werken, en wie weet krijgen de mensen dan ook nog oog voor het nut dat wij voor hen kunnen hebben.”

Met dat soort mijmeringen, riekend naar zelfbeklag, maak je uiteraard geen indruk op de mens, integendeel, je riskeert dat die gaat denken dat je een bende wauwelende zwakkelingen bent en voor je het weet kom je op hun tv in een van die shows over nutteloze diersoorten. En daar kan je dan nòg zo proberen om de ware toedracht - en je nut dus - uiteen te zetten, dat wordt er allemaal uitgeknipt. In het ergste geval word je zelfs aanzien als een of ander wapen van een terroristische groepering die de maatschappelijke cohesie zoekt te ondermijnen en verweer je daar maar tegen.

De mensen zijn er van overtuigd dat de dodo een totaal nutteloos en dwaas dier was, met niet de minste sociale vaardigheden, laat staan dat het in staat geweest zou zijn om de nodige empathie op te brengen voor de mens en zijn specifieke noden, wat hen in staat had kunnen stellen een overlevingsstrategie uit te werken. Dat had best gekund, want tot het tegendeel is bewezen mogen wij er van uit gaan dat de dodo in staat was aan te voelen of geliefden van de wezens die hen regelmatig voedden, hun benefaktoren wel trouw waren, en wanneer dat niet het geval was, wat veel mensen vrezen, dit te signaleren door het verspreiden van een penetrante en daardoor alarmerende geur die symbool stond voor de aard van het bedrog.

Geen opmerkingen: