28.2.13

Om na te gaan

Waarschijnlijk leniger dan een poema glipte het ruimtewezen in zijn of haar vliegende schotel. Een langwerpig voorwerp met aan beide uiteinden een dubbel knobbelachtige verdikking, waardoor het sterk op een bot leek zoals honden in een stripverhaal in hun bek houden. Onmiddellijk weerklonk er in de wijde omgeving een zoemend geluid, waarna het tuig terug opsteeg in de nevelen van het heelal. Geen idee waarheen want van astronomie heb ik nooit iets onthouden. Maar het feit van het vertrek kan ik dus beamen.
Het had uiteraard allemaal heel anders kunnen verlopen: dat hij of zij was gebleven en had toegelicht wie hij of zij was en over welke kennis en kracht hij of zij beschikte. En dat er nà hem of haar nog meer van hetzelfde slag zouden komen, omdat de aarde over iets beschikt dat in hun ogen schaars en waardevol is.
Laat ons dus niet klagen en gegaan waaraan wij gebrek hebben.


_____

27.2.13

Jan en Ingrid gaan Nordic Walken


"Kom Jan, nu is het tijd voor onze gezamenlijke hobby: Nordic Walken.
"Nordic Walken? Hoe kom je daar nu bij?"
"Iedereen van onze leeftijd doet het, en we zitten toch ook al een tijd in de aseksuele faze van ons leven."
"De aseksuele faze van ons leven?! Wat wil je daar weer mee beweren?"
"Ik ben het al lang gewoon hoor, doe jij dat ook maar. Nordic Walken zal zeker helpen!"


_____

26.2.13

Een aforisme van oom Floris



Het huwelijk kan je ook zien als een experiment om uit te maken of god bestaat. Wie zijn huwelijk ziet als een hemel op aarde heeft meteen zijn antwoord.


_____



25.2.13

Mrs. Robinson



Op de vlucht voor de eentonigheid en de loden vastigheid van haar man, zocht zij troost in zijn armen:

"Al zesentwintig jaar luistert hij alleen maar naar muziek van Simon & Garfunkel"


_____

24.2.13

Pinnemuts

Ik had toevallig mijn pinnemuts op toen ik voorbij de grote rode paddestoel vol met witte stippen kwam. Die zag er nog heel bewoonbaar uit na twee jaar leegstand en ik besloot er een kijkje te gaan nemen.
Iets onverklaarbaars maakte evenwel dat ik plots zeer op mijn hoede was. En gelukkig maar! Want daardoor kwam het dat ik ineens iets hoorde, al begreep ik niet meteen wat. Of toch wel. Want voor ik goed en wel besefte dat ik niet begreep wat ik hoorde zag ik schuin àchter de paddestoel een tovenaar sluipen. Bliksemsnel trok ik mij terug in de schaduw en nam meteen mijn pinnemuts af. De tovenaar leek echter niets te hebben gemerkt want hij ondernam niets. Dat viel mee.
Toch vroeg ik mij af hoe toevallig het was dat hier een tovenaar rondliep precies op het moment dat ik hier ook helemaal bij toeval was terechtgekomen met mijn pinnemuts op. Met die levensvraag in het achterhoofd besloot ik dubbel voorzichtig te zijn. Je mag niet alles aan het toeval overlaten!
Met een waar gevoel van spijt bekeek ik de grote rode paddestoel en een paar van zijn witste stippen, maar maakte mij dan uit de voeten. Voorover gebogen om niet uit de schaduw te treden. Precies zoals dat in oude gidsen voor indianen beschreven zou kunnen staan.
Ik heb sedertdien (en wie anders beweert liegt) nooit meer mijn pinnemuts in het openbaar gedragen en ik ben nooit meer een tovenaar tegen gekomen.


_____

22.2.13

Systematisch



Al van in het begin ging de nieuwe vriendin van vader zich ook met het huishouden bemoeien.
"Eerst de zwarte en dan de witte tegels!"
Hiermee toonde zij meteen hoe systematisch zij de dingen wist aan te pakken.


_____

21.2.13

Een observatie



De man die in deze laars woont laat zich bijzonder weinig zien.
Ook vandaag is het er niet van gekomen.


_____

20.2.13

Het visioen



Alhoewel zij dat nooit met ook maar één woord zo had beloofd, meende ik te begrijpen dat indien ik mij zou leren bewegen als een haai - glad, soepel en elegant, dreigend, ja zelfs levensgevaarlijk, maar altijd totaal beheerst - dat zij zich dan in weergaloze onmatigheid aan mij zou overgeven. Niet als toegeeflijke, laat staan gelijke, maar noodlottig, onvermijdelijk, en zonder moraal of verhaal.
Zo ongeveer beschreef ik haar het visioen waar ik al een tijdje mee rondliep.
Zelden heb ik iemand zo smakelijk weten lachen.


_____

19.2.13

Een aforisme van oom Floris



Het is niet zo dat het gras noodzakelijk groener is aan de overkant, maar vaak wel dat men zijn eigen gazon te vaak en te kort maait.


_____

18.2.13

Ik voel mij echt uitstekend soms

Soms voel ik mij ècht uitstekend.
Op de momenten dat ik voel dat alles binnen mijn bereik ligt en dat er nog maar dìt moet gebeuren opdat ik eindelijk de oplossing vind voor alle problemen en verzuchtingen op aarde, ook ten voordele van vele individuen, op die momenten voel ik mij uitstekend.
Verheffend niet?


_____

16.2.13

Jan en Ingrid (Carthografie)



"Ach Jan, waar is de tijd dat wij elkaar wederzijds ontdekten."
"Ja Ingrid, daar zeg je weer wat, jammer dat we ons toen niet meteen in kaart hebben gebracht."


_____

15.2.13

Zoener in deze tijden



Altijd tracht ik iedereen gelijkwaardig te zoenen, de vrouw met de paraplu en de documentalist.
Dat in grote lijnen is de zin van mijn bestaan.
Zij hebben daar het volste recht op denk ik altijd maar, ook de schrijfster en de kabeltrekker.
Ofschoon ik hen, ook de ruiters, de psychologen en de caissières, met open vizier benader staat niet iedereen altijd open voor dit soort van démarche, neem nu gewichtheffers en leden van een koninklijk huis.
Iedereen is vrij natuurlijk om hierover te denken wat hij wil en overeenkomstig te reageren, al maakt dit het voor mij in mijn rechttoerechtaanheid natuurlijk niet eenvoudig. Ik ben maar een rechtstreeks zoener en veel anders beheers ik niet.
Ja, ik kan echt goed zoenen en wat daarna nog volgt bekijk ik altijd op dat moment. Zoener zijn is echt niet zo eenvoudig, want men hoopt natuurlijk altijd op wat meer.
Dus echt gelukkig ben ik niet.
Zelfs niet in deze tijden.


_____

14.2.13

De schib

Wat ik voor 't gemak
de schib had willen noemen
werd door niemand zo verstaan
en daarom zijn de schib en ik
na een minuutje zoenen
stilletjes uiteengegaan.


_____

13.2.13

Vrouw met teiltje

Als in trance kwam zij met een dampend teiltje mijn zitkamer binnen en begon zich nauwgezet te wassen naast de buffetkast.
Zonder waarschuwing of schroom.
Verbijsterd liet ik haar begaan, maar toch wilde ik weten:
"Moet dat nu echt hier?"
"Nog even, hier, en hierachter nog," antwoordde zij hijgend en zij reikte nog wat dieper in enkele plooien.
Dat geeft toch geen pas!
"Zo. Klaar,"
zij leek tevreden en ook enigszins gerustgesteld.
"Waarom moet dat nu juist hier?" vroeg ik.
"Wat?"
"Deze vertoning."
"Hoezo?"
"Je staat je hier open en bloot te wassen!"
"Ik? Wassen?"
"Die teil, en dat sponsje!" wees ik naar de bewijzen
"Dat betekent niets. Daar hangt een schilderij, maar ik verwijt ù toch niet een kunstminnaar te zijn?"

Het is op deze manier dat ik tal van dingen beleef die ik verkeerd begrijp en die bij navraag heel anders in de steel zitten dan ze ogenschijnlijk lijken. Ik ben zo iemand die het leven niet begrijpt en ook geen kunstminnaar.


_____

12.2.13

Jan en Ingrid (Nog erger!)

"Jan, hoe is het leven toch aan ons voorbij kunnen gaan?"
"Maar Ingrid toch, hoe kun je nu weer zo denken? Het zijn wij die aan het leven voorbij gingen, dat is héél wat anders!"
"Maar Jan, dat is toch nog èrger!"
"Niet piekeren Ingrid, hoe dikwijls moet ik het nog zeggen!"


_____

11.2.13

Focussen

Ik houd mij tegenwoordig bezig met mijn overbodigheid. In al zijn vormen. Mijn totale overbodigheid, maar ook mijn gedeeltelijke, en uiteraard ook met mijn essentiële en mijn bijkomstige overbodigheden.
Af en toe komt het nog wel voor dat ik over wat anders nadenk. Vormen van bereikbaarheid bijvoorbeeld. Daarvan blijken er veel te zijn. Zoals ook van begrip trouwens.
Maar een mens moet zich focussen.
Overbodigheid dus.


_____

9.2.13

Het volk

Misschien
ben ik niet alleen,
maar een heel volk,
een geheel uitgestorven volk.


_____

8.2.13

Een en ander

De mannen en de vrouwen houden van elkaar, zie je dat!
Ze vallen elkaar niet in de rede, ze zoenen elkaar ook.
Hoe vaak verdwijnen zij niet samen en keren dan weer lachend terug.
Ze kijken elkaar zelfs menigvuldig in de ogen en zeggen zonder aarzeling:
"Ach, dat geeft toch niet."
Stel dat wij daar bij betrokken raken.
Dat zou een en ander veranderen, niet?


_____

7.2.13

Hoe ik op economisch vlak waardevol werd

Toen ik nog als tijger door het leven ging placht ik 's nachts rond ons dorp te sluipen en te mijmeren over het veranderende leven in de vrije natuur. Mijn oude schoolmakker Rudy, nu boswachter, vond dit maar niets en achtte het nodig mij van ambtswege te berispen.
"Hou daar mee op, de mensen gaan nog denken dat je het vee komt belagen, of ze zullen je doden om je penis als afrodisiacum te vermalen."
Zijn preek maakte weinig indruk op mij. Het was een diepe innerlijke drang die mij er toe dreef uit de rivier te drinken en op een heuvel te staan brullen naar het uitspansel in de leegste momenten van de nacht. (Wat ik allemaal brulde hoef ik hier niet te zeggen, aangezien niemand het ooit heeft begrepen, laat staan er is op ingegaan).
Maar mijn vriend de boswachter had natuurlijk niet helemaal ongelijk met zijn berisping. Mijn dorpsgenoten schatten mijn handel en wandel wel degelijk verkeerd in. Zo legden zij vergiftigd geitenvlees op mijn pad, en een enkele vermetele heeft mij zelfs proberen neer te schieten. Gelukkig raakte hij mij daar waar het geen kwaad meer kon. In mijn hart.
"Wat had je verwacht? Hoe goed je ze ook kent, het blijven mensen. Ze zullen alles blijven doen om zich op die manier te onderscheiden. Ik had je toch gewaarschuwd en berispt?"
Het schietincident deed mij besluiten niet langer tijger te blijven en ik besloot vogelverschrikker te worden. Op die manier liep ik niet in de weg en kon ik toch nuttig zijn voor de gemeenschap!
Het duurde evenwel niet lang of er streek een grote zwarte kraai neer op mijn schouder.
"Waarom sta je nu precies hier en niet daar?" kraste hij?
"Omdat de grond hier malser is," gaf ik toe, verlegen om mijn zwakte.
"Maar je maakt hier de vogels bang en nu durven ze niet meer neer te strijken om voedsel te pikken."
En van de honger waarschijnlijk pikte hij mijn rechteroog, waarmee ik alle onrechtvaardigheid zie, uit.
Na dit avontuur probeerde ik maar gewoon een tijd lang mezelf te zijn, waarvoor ik ook alle tijd kreeg want ik bleef werkloos. Een CV met 'tijger' en 'vogelverschrikker' als ervaring blijkt buiten de beschikbare profielen te vallen.
Tijdens een van mijn lange wandelingen liep ik zo een bevallige giraf tegen het lijf. Het was Elisabeth van E., mijn roodharige en uiterst bevallige jeugdvriendin wier schuchtere toenaderingspogingen ik in die dwaze tijd opzettelijk had genegeerd.
"Dag Elza, hoe gaat het ermee?" riep ik roekeloos in de richting van het gebladerte van de treurwilg waarin in ergens haar hoofd vermoedde.
"Goed, ik zie dat je geen tijger meer bent."
"Neen," antwoordde ik zonder evenwel de achtergrond van mijn metamorfose toe te lichten. Ik besefte ineens dat ik nog steeds even zwijgzaam ben als vroeger op momenten dat je beter openhartig kan zijn.
"Hoe gaat het ermee?" stelde ik nogmaals de vraag die ik net had gesteld.
"Prachtig, ik ben de meest gegeerde kweekgiraf van alle dierentuinen overal ter wereld, en op dit ogenblik verbonden aan de Dublin Zoo!"
Ik begreep dat het nu of nooit was!
"Weet je nog hoe verliefd je vroeger was op mij Elza?"
"Ja hoor," smekte ze zacht, er zat een twijg tussen haar lippen, "Maar dat is verleden tijd. Je had me moeten aanvaarden om wie ik was en niet nu, om mijn sociale contacten en status."
Elza was dus een ander, hardvochtig mens in de gedaante van een giraf geworden en met spijt besefte ik dat verloren kansen inderdaad verloren zijn. Ineens zag ik ook in dat het hoe dan ook niets had kunnen worden tussen ons, haar vagina bevond zich veel te hoog in verhouding met mijn eerder kort postuur en ik ben de leeftijd van hachelijke acrobatieën op dat vlak ook al een tijd voorbij.
Met huilend hart liep ik terug naar mijn enige vriend die het, weze het van ambtswege, goed met mij voor had en vertelde hem dat ik onderweg een besluit had genomen.
"Ik wordt weer tijger!"
Met lede ogen keek hij mij aan, maar hield verder zijn mond.
Nog diezelfde nacht, het was geeneens volle maan werd ik door stropers doodgeschoten. Ze sneden alleen mijn penis af om die te drogen en te vermalen tot een machtig afrodisiacum omdat er blijkbaar nog altijd een markt is voor die dingen. Zo kwam ik aan mijn einde maar werd ik toch nog waardevol op economisch vlak.


_____









6.2.13

Jan en Ingrid



"Jan geen nee kunnen zeggen? `tuurlijk wel, tegen alle kansen die hij in het leven kreeg zei hij nee."


_____

5.2.13

Allen bij elkaar

Er hoort altijd
iets te zijn dat ons bekijkt
zoals de slager altijd vraagt
mag het ietsje meer zijn

en als de slager dat niet vraagt
en niets ons nog bekijkt
dan zijn wij in den vreemde,
allen bij elkaar


_____












4.2.13

Ineens



Ineens begreep zij dat hij nog niet klaar was voor de liefde.


_____

3.2.13

Het warempel en het voorwaar

Over het warempel en het voorwaar is ons niet veel bekend.
Niet dat wij daar vaak bij stilstaan, maar toch.
Een en ander ligt aan het afdwingende.

Ook aan het klinkklare, zegt u?


_____

2.2.13

De machtegaal

Een van de in onze contreien meest te duchten vogels is de machtegaal. Hij onderscheidt zich door zijn meeslepend en makkelijk meezingbaar lied, en zijn schutkleur en zijn vermogen om te socialiseren in verschillende milieus maken dat hij heel lang onopgemerkt kan opereren. Op die manier spuit hij gif en zaait tweedracht, en dat op zulk een manier dat zij die het meest van hèm te vrezen hebben elkààr als vijand gaan zien. Het is pas veel later, wanneer bij de machtegaal de drang gaat groeien om zich te tonen zoals hij werkelijk is, in zijn zucht naar respect van zijn soortgenoten, dat zijn slachtoffers eerst gaan beseffen wat er aan de hand is. Vaak is dan al heel wat kwaad geschied. Wie geen machtegaal in zijn biotoop wil kan er best voor zorgen dat hij er geen enkele voedingsbodem vindt. Dit vergt constante alertheid en permanente zorg voor de leefomgeving. De minste zurigheid is genoeg om grote miserie te krijgen.


_____

1.2.13

Wat mij ook nog ontgaat



Vaak worden minderheden vervolgd om wat zij denken of geloven, of niet denken en niet geloven. Met hen die dagelijks aan donuts denken is dat vooralsnog niet het geval. Het waarom hiervan ontgaat mij evenwel.


_____