31.5.15

De boze wolf


"Weet je nog, als kind, hoe bang we waren voor de boze wolf!"
“Ja, dat is nu gelukkig niet meer zo."
“Nee, dat is nu zowat het enige waar we niet meer bang voor hoeven te zijn."

30.5.15

Het niets



Iemand wilde mij absoluut feliciteren met mijn deelname aan het niets. Ik vertelde hem dat ik nooit had deelgenomen aan het niets.
“Maar,” fronste hij zijn wenkbrauwen, “U was toch ook in het theater gisteren? Dan hebt u toch deelgenomen?"
“Ik herhaalde dat ik niet in het theater was geweest, en dat ik ook helemaal niet aan dat soort toneel deelneem.
“O,” besloot hij verbaasd, “Ik dacht echt dat u aan het niets deelgenomen had en dat ik u had herkend. U loopt namelijk erg specifiek. Neem mij niet kwalijk."
Ik nam hem niets kwalijk en hoopte hem te troosten met de woorden dat een mens wel vaker zijn indrukken voor werkelijkheid neemt, al helemaal in het theater. Neen, het zou mij erg verwonderen mocht ik deelgenomen hebben aan het niets, daar ben ik de man niet naar. Ik mag dan al specifiek lopen.


29.5.15

De afloop


Er was eens een man die op een stad ging zitten en rustig een voor een enkele gebouwen bekeek.
“Hoe bedoel je?"
“Hij leek iemand te zoeken."
“Hoe kom je daar bij?"
“Omdat hij zwaaide."
“En dan?"
“Zette hij dat gebouw weer netjes op zijn plaats."
“Dat is goed afgelopen."
“Waarom zou het slecht afgelopen zijn?"

28.5.15

Lachen hier en ginder


“Er wordt toch wat afgelachen in de wereld."
“Zeker. Wij staan daar eigenlijk niet genoeg bij stil."
“Alsof ons lachen de norm zou zijn."
“Precies. Wij kunnen ons dat lachen elders ook niet echt voorstellen natuurlijk. Verwend als we zijn."
“Neen. Mensen kunnen om allerlei zaken lachen natuurlijk."
“Eigenlijk ontbreekt het ons aan werkelijke aandacht voor dat lachen."
“Wat je zegt, en we hebben daarbij natuurlijk ook nog altijd onze eigen dagdagelijkse realiteit om mee te lachen!"

27.5.15

Het ligt allemaal ingewikkeld


"Stel, de buren..."
"Ja, wat is er van de buren?"
"Stel dat zij minder gelukkig zijn dan wij."
"Minder gelukkig dan wij?"
"Ja, dat kan toch?"
"Jazeker kan dat, maar hun auto is groter dan de onze."
"Dat wel natuurlijk."
"Je moet àlles mee in rekening nemen voor je oordeelt."
"Ook de imponderabiliën?"
"De imponderabiliën èn het kwalitatieve!"
"Wat ligt het toch allemaal ingewikkeld."

25.5.15

Algoritme


Het was volgens een ingewikkeld en onbreekbaar gewaand algoritme dat zij, haar volledig onbekende mannen die kwamen aanbellen, al dan niet een geschenkje gaf.

24.5.15

Alle pijn


“Om te kunnen ontsnappen aan alle pijn is het nodig dat ik je twee armen en twee benen breek."
“Welke pijn?"
“Alle pijn."
“Is dat niet erg drastisch?"
“Het is een duidelijke keuze, natuurlijk. De meesten laten het er ook bij."
“En wat dan?"
“Dat zie je toch in je omgeving."
“Geef toe, het blijft een moeilijke afweging."

23.5.15

Succes


“Wat heb ik gehoord, je bent ineens succesvol?"
“Ik heb het niet expres gedaan hoor, je kent mij toch genoeg."
“Als je maar weet dat dit onze vriendschap niet ten goede komt."
“Ik weet het, ik weet het maar al te goed. Ik hoopte alleen op wat begrip."

22.5.15

Open staan voor zulke dingen


"Maar op een dag kan ik dus ook ineens vertrekken!” waarschuwde hij haar.
“Waarheen dan?” want daar keek zij wel van op.
“Naar een andere toekomst uiteraard, beter passend bij mijn diepe ik."
Ja. Dat kon zij op dat moment wel begrijpen, open als zij toen nog stond voor zulke dingen.

21.5.15

Jan en Ingrid (Speels)


"Wat waren wij toch speels hé, toen wij elkaar leerden kennen."
“Ach Jan, nu kom je toch weer met dingen van héél erg lang geleden."

20.5.15

Haar


Op dat moment kwam
ineens het besef
dat hij zich haar
helemaal niet meer kon
herinneren

19.5.15

Het verliezen van vrienden


Elke dag langer
dat wij volhielden
buitenaardse wezens te zijn
verloren wij meer vrienden

18.5.15

Algemeen pardon



Net toen ik uit de Metro gelopen kwam en mezelf weer eens afvroeg of ik met mijn persoon en verleden niet in aanmerking zou komen voor een soort van algemeen pardon - want ik ben nog nooit ergens voor in aanmerking gekomen - (indien zoiets zou bestaan natuurlijk) kwam er een weinig aantrekkelijke vrouw op mij af. Zij stopte mij een pamflet in handen met de titel:

Betreffende Algemeen Pardon.

“Algemeen pardon?” vroeg ik, “Wat houdt dat dan in?"
“Gewoon pardon, maar dan heel algemeen,” antwoordde zij,
“meer weet ik er ook niet van."
“En daarna komt men nergens meer op terug?"
Ze was al doorgelopen.
Algemeen pardon. Het zal wel geen overheidsinitiatief zijn.

17.5.15

Vandaag althans



“Het klopt."
“Dat zei ik toch."
Het was geen toevallige ontmoeting voor de ingang van het kantoorgebouw.
“Er is altijd meer nieuws. Altijd."
“Ja."
"Maar véél meer dan u zei, en altijd weer prangender dan gisteren."
“Uiteraard, had u dat niet door dan, met altijd weer bijkomende feiten?"
“Je merkt het niet meer op hé."
Meer verstond ik niet. De ene leek echter wel beter geïnformeerd dan de andere. Vandaag althans.

16.5.15

Een vergadering




"Ik weet zeker dat we hier al eerder geweest zijn."
“Dat dacht ik ook."
“Zou hier dan het antwoord liggen?"
“Misschien moeten we dan eerst de vraag eens duidelijk stellen."
“Goed, regel jij maar een vergadering."

15.5.15

Jan en Ingrid met dàt soort gedachten




"Maar neen Ingrid, natuurlijk ben je een opvallende vrouw. Maar het is precies met dàt soort gedachten dat je het alleen maar moeilijk maakt voor jezelf."
“Echt waar?"

14.5.15

De meest volmaakte vorm van leven




“Misschien is de banaan wel de meest volmaakte vorm van leven hier op aarde, en werken wij ons daarom allemaal krom!"
“Wat een bevrijdende gedachte."
“Ze kwam zomaar in me op."
“Zou je niet beter je hoofd bij je werk houden?"

13.5.15

Een mens kan het maar gehad hebben



“Maar toen werd ik op een dag opeens helemaal mezelf."
“Zomaar?"
“Ja."
“Dat moet een fijn gevoel geweest zijn."
“Zeker, maar het heeft niet lang geduurd."
“Ach, een mens kan het maar gehad hebben hé."

12.5.15

Luxe





Een overvolle agenda vermijden is een luxe
die ik mij af en toe natuurlijk permitteer.

11.5.15

Uit met de pret




Hoe sneller zij zich voortbewogen,
hoe dierlijker werd hun blik.
Tot wanneer hun manier van voortbewegen
door bevoegde overheden als onmogelijk werd verklaard.
Toen was het uit met de pret.

9.5.15

Hoger mikken



"Als ik een hoedje was, dan zou ik het wel weten!"
“Als broeksriem hebt u toch ook een belangrijke functie?"
“Ja, maar je moet altijd hoger mikken, zei mijn moeder altijd."
“Je moeder, was dat geen panty?"

8.5.15

Normale mensen



“Hebben jullie het thuis wel eens over geluk en plicht of andere diepgang?"
“Ach, weet u, eigenlijk nooit in die termen, wij zijn maar normale mensen."

7.5.15

De truc met de ontwapenende lach


“Ja… dat was ik dus wel van plan… maar toen deed hij weer zijn truc met de ontwapenende lach."
“Alweer?"
“Ja."
“Jij laat je ook altijd weer vangen, toch?"
“Ik weet het, ik weet het, maar ik zie het nooit aankomen."
"Ja, dat ken ik."



6.5.15

Wat je toch wel weet, ergens.


"Heb je dat nog steeds, dat je je ineens zo droevig kan voelen op de meest vreemde momenten?"
“Ja."
“En dat je niet precies weet waarom?"
“Ja… alhoewel…"
“Eigenlijk weet je het wel."
“Ja."



5.5.15

Jan en Ingrid (Wij)



"Ach Jan, gebruik nu toch terug je verstand: wij zijn toch gelukkig zo, wij."



4.5.15

De vogel en de kooi



"Mooi toch, hoe hij de vogel vrij heeft kunnen laten."
“Ja, maar hij zit wel nog met de kooi."



3.5.15

Elke versie van mezelf



“Zo af en toe word ik ontboden in mijn achterkamer."
“Om orde op zaken te stellen?"
“Orde op zaken? Nee, voor een gesprek over de basisrechten van elke versie van mezelf."



1.5.15

De volkse wijze



Hoewel zij het volk graag met de neus op de feiten drukken kunnen de leiders er niet echt mee lachen wanneer dat volk daar dan op een eigen volkse wijze mee omgaat.