28.2.15

Wat de loop van de wereldgeschiedenis heeft veranderd



“En Willem, nu jij: noem eens een slag die de loop van wereldgeschiedenis fundamenteel heeft veranderd!?"
Heu... De ... de... de Franse slag meester!"



27.2.15

Ons team



“Kan je als mens ook ècht eerlijk zijn? Of is dat eerder een toestand van steeds blijven proberen?"
“Ja, dat is nu eens een vraag waarmee ons team u zeker kan helpen."



26.2.15

Het licht



“Ik heb het licht vrij gelaten."
“Vrij gelaten?"
“Ja, vrij. Om de schaduwkanten te verjagen."
“Maar zijn de schaduwkanten nu niet juist het menselijke?"
“Ja. Maar dat menselijke is natuurlijk niet altijd je dat."
“Daar moeten wij het uiteindelijk toch mee doen?"
“Nu niet meer."
“En wat gebeurt er nu met het licht?"
“Het zal overal schijnen, hoop ik."
“Kwam het uit die doos?"
“Ja?"
“Mag ik die hebben?"
“Zeker."
“Misschien krijg ik het er weer in."
“Ja, dat kan je altijd proberen."



25.2.15

Een aforisme van oom Floris



We moeten natuurlijk goed beseffen dat het waarnemen van buitenaards licht een alledaags fenomeen is.



24.2.15

The Prose Murder

“U hebt natuurlijk ook het recht om te zwijgen,
maar al wat u verzwijgt zou wel eens poëzie kunnen zijn,”
wees de speurder de verdachte op zijn rechten.

“Alleen als dit wordt gepubliceerd!”

De verdachte stond duidelijk op zijn strepen,
want hij wist maar al te goed dat er niet
veel alternatieven waren voor het onderzoeksteam:

Nu nog was het spoor vrij vers!



22.2.15

Het moment van de redding



Voor mij in de bus zaten twee jonge vrouwen die nog niet veel wisten van het één en van het ànder. Dus greep ik mijn kans en tikte de ene op haar schouder.
Zij schrok zich rot.
“Verdomme, wat wil jij?”
“Waarschijnlijk ben ik jullie redder,” zei ik meteen.
“Jij lijkt mij helemaal geen redder. Redders zien er heel anders uit, en dienen zich ook niet op deze manier aan.”
Dat zij noch van het één, noch van het ànder wisten, was nu wel duidelijk. Toch besloot ik dat het misschien niet het juiste moment was.



21.2.15

Gewoon

“En toen voelde ik mij plots beter."
“Zomaar ineens?"
“Ja."
“Overkomt dat u vaker?"
“Ja, zo af en toe."
“Zonder concrete aanleiding?"
“Ja."
“En daarna?"
“Na een tijdje ging het weer voorbij."
“Ook weer ineens?"
“Ja."
“En verder?"
“Verder? Niets. Gewoon."



20.2.15

Hoe zat het ook alweer?



Hoe grondiger de stilte
hoe dieper het water?

Of hoe dieper de stilte
hoe grondiger het water?



19.2.15

Algemeen



“Eigenlijk spreek jij heel weinig over jezelf, niet?”
“Wel, toen ik gisteren ging wandelen zag ik plots een licht schijnen.”
“Het Licht van God?”
“Ja.”
“En waarop scheen het? Op het water en op de landerijen?”
“Ja, dat ook.”
“Kan je niet iets specifieker zijn over waarop het scheen? Dat zou wel eens belangrijk kunnen zijn.”
“Neen.”
“Neen?”
“Als ik dat doe, zeggen waarop het Licht van God precies scheen creëer ik meteen alweer tweespalt, nijd en onbegrip.”
“Hemel, dat ik daar niet meteen aan dacht.”
“Dus zwijg ik beter.”
“Ja, of je kan beter algemeen blijven.
“Ja, eventueel.”



18.2.15

Een adequate man



"Vind je niet dat een adequate man altijd aanwezig hoort te zijn."
"Een adequate wel ja, of toch in de buurt."



17.2.15

Het bevroeden



“Stel nu eens dat ons bestaan meer diepgang zou hebben dan wij bevroeden!"
“Nog méér diepgang?"
“Dan wij dus bevroeden, ja."
“Dat zou wat zijn."
“Wij zouden veel diepere gesprekken hebben dan altijd!"
“Maar ook dàt zouden wij dan niet bevroeden toch?"
“Zou het dan wel zin hebben?"
“Geen idee, dat bevroeden wij niet hé."
“Nee, zeker nu niet."



16.2.15

De zee van wijsheid



“Jij hebt ook altijd wel balsemende woorden klaar hé!"
“Nou en?"
“Is dat niet wat gladjes?"
“Gladjes?"
“Ja, gladjes."
“Maar ik duikel ze wel op uit de zee van wijsheid hoor."
“O, dat wist ik niet."



15.2.15

Een aforisme van oom Floris



Het gemiddelde niveau van hedendaagse literatuur past zich steevast aan, aan dat van zijn recensenten.



14.2.15

De laatste drie koekjes op aarde



Wegens misplaatst vertrouwen, verkeerde afspraken en daarbovenop nog eens gebrekkige communicatie met deels onbevoegde partners, bleken de laatste drie koekjes op aarde al snel niet de laatste drie te zijn. Nu is het wachten op een nieuw initiatief!


13.2.15

Waar het leven begint!



Een van de heren die zich opwarmden om over de horizon te springen bleef tot op het laatst twijfelen:

“Maar… de horizon…"
“Ja? Je gaat nu toch niet terugkrabbelen?"
“Neen… maar is ze uiteindelijk toch niet te ver voor ons?"
“Te ver voor ons?"
“Ja, te ver."
“We hebben toch geoefend? En je weet net zo goed als ik wat er voorbij de horizon op ons wacht, toch?"
“Ja, daar pas begint ons leven."
“Precies!"



Alter Ego



Al op heel jonge leeftijd was hij er van overtuigd dat zijn alter ego, Janos Men, een veel spannender en zinvoller leven leidde dan hijzelf. Iets wat hun beider persoonlijke ontwikkeling ongetwijfeld diepgaand beïnvloed heeft.




12.2.15

De haverklap



"En? Nog wat van de haverklap gehoord?"
"De haverklap? Nee. Hoezo? Die kwam toch om?"



11.2.15

Pietje



"Vogels geven elkaar de onmogelijkste voornamen."
“Hoe kom je daarbij?"
“Dat heb ik opgemerkt. Voor een mens zijn ze bijna onmogelijk om uit te spreken ook. Behalve één."
“Eén? Wat is daar dan mee?"
“Die heet Pietje, wat voor ons mensen heel gemakkelijk is."
“Ja. En wat zegt hij zoal?"
“Niets. Hij is al jaren niet meer gezien. Maar hij moet een enorme indruk hebben gemaakt, dat zij nu nog over hem spreken."



10.2.15

Seks met dieren



Behalve over seks met dieren, zijn de vrienden M. en J. het over àlle belangrijke dingen des levens eens geraakt. Weinigen doen het hen na.



9.2.15

De toestand

In de straat bij mij is iedereen gelukkig, als je dat maar weet. De meesten delen hun hebben en houden zelfs met wie het minder fijn getroffen heeft. Vroeger heerste hier al wel eens nijd en afgunst om een jongere vrouw of een verondersteld gebrek, maar daar blijken wij inmiddels uitgegroeid. Ja dus, ik schaar mij ook bij de gelukkigen, al begrijp ik begrijp wel dat dit u verbaast, maar u weet hoe het gaat met deze dingen, veel beter nog dan ik.



7.2.15

De man op de velocipède



Niettegenstaande zij geheel toegerust waren om samen de wereld te gaan veranderen besloten zij halverwege om op hun stappen terug te keren en gewoon te genieten van de landschappen die zich onder hen ontvouwden.
Later, telkens wanneer zij het over die reis hadden en wat die voor hen had kunnen betekenen, herhaalde zij voorzichtig:
“Toch kon ik mij vaak niet van de indruk ontdoen dat wij niet alleen waren."
Maar omdat hij niet van gesprekken over beschermengelen, of over het lot en dergelijke hield (vooral omdat hij vreesde dat hij te veel van zichzelf zou prijsgeven), maakte hij er zich van af met een kwinkslag:
“Toch niet de alomtegenwoordige man op de velocipède?"
Waarna zij beiden lachten om die gedachte.
Het is evident dat zij op die manier nooit hebben ingezien waar die reis hen uiteindelijk bracht.



6.2.15

De vrouwen die zich in elkaar herkenden



Natuurlijk lieten de vrouwen die zich in elkaar herkenden dit in hun gesprekken niet meteen blijken. Hun mannen stonden hier ook niet meteen bij stil.



5.2.15

Belg



"Ja?"
“Wel, ik vraag mij al een hele tijd af of u ook zo’n Belg bent die er nogal Bourgondisch op los leeft. Doorgaans nogal stil en eenkennig. Liever zwijgen dan zeggen waar het op staat, maar in de grond een goed mens die tevreden is met wat hij heeft? Geen al te vlotte danser en met een aangeboren gevoel voor evenwichtige gevels en rechtvaardigheid? Ook met vaste principes, al mag de nood ook wel de wet eens breken?"
“Hemel, u kent mij veel beter dan ik dacht."



4.2.15

Vooruitgang



Na het uitvoeren van de geheime groet (waarmee de leden van het genootschap er zich van vergewissen dat zij te maken hebben met een medegenoot van hun - uiteraard - geheime organisatie), blijft er doorgaans weinig tijd over om nog een lang gesprek te voeren. Maar dit laatste wordt door de mannelijke leden niet meer als een groot probleem beschouwd sedert, in 1903, het genootschap ook aan vrouwen het lidmaatschap gunt.



3.2.15

Liften met een chauffeur die niets zegt



Niets voelt zo onprettig dan een gesprek voeren met de liftster die halsstarrig naar rechts kijkt.
Ik vroeg waar zij precies heen wilde en zij vertelde dat in de buurt van daar of daar wel volstond, maar dat ik niet te veel vragen moest stellen omdat zij nogal eenzelvig was. Ik zei dat ik dat ook nogal ben en om het op een of andere manier te illustreren ontboezemde ik ook dat zij pas de tweede liftster was in mijn leven. (Of beter, de eerste, want de eerste liftster in mijn leven was eigenlijk een lifter.)
Of ik toen ook zo praatgraag was gebleken, want zij vond mij enorm praatgraag.
Ik ontkende met klem dat ik praatgraag ben en ik hoopte dat zij mij echt geloven zou. Wat waarschijnlijk het geval was, want zij eiste dat ik haar onmiddellijk weer liet uitstappen. Daar had ik uiteraard niets op tegen.
Niets is zo beklemmend als liften met een chauffeur die niets zegt.



2.2.15

De ware liefde



"Is dit nu de ware liefde?"
“Neen, natuurlijk niet. Het moet van beide kanten komen!"
“Wàt? En wat is dit dan?"
"Een slecht gekozen metafoor, dat zal je nog wel merken."
"Ik dacht nochtans dat we het goed deden.



1.2.15

De vreemde gang van zaken



“Wil iemand…?"
“Nee."
“Pardon?"
“Nee."
“Wat nee?"
“Niemand wil het roer overnemen."
“Waarom niet?"
“Al wie dat in het verleden deed is kort daarna spoorloos verdwenen."
“O, is het dat. Ja, dat is een vreemde gang van zaken."



De arm uit de grond



Er kwam eens een arm uit de grond omhoog, met een briefje in zijn hand, waarop mijn taken stonden opgelijst.
Jazeker: mijn taken!
Ik nam ze grondig in mij op.
Maar toen bedacht ik ineens dat dit nogal gemakkelijk was, op deze manier.
Mijn taken? Veel uitleg stond er niet bij en een en ander leek mij ook hoogst onvolledig, gezien alles wat ik van het leven verlangde.
Dus bleef ik wachten op een tweede briefje. Met meer duidelijkheid.
In feite wacht ik nog altijd.
Maar de arm is niet meer verschenen.
Niet uit dat gat in de grond en ook niet op andere verrassende manieren. Ik sta nochtans, zoals u merkt, wel open voor deze dingen.