29.6.20

Typisch!



"Ja, typisch. En nu blijf je weer de hele dag in je bed liggen zeker. Daarmee is het dan opgelost!"



28.6.20

In bed liggen


"En als het mij niet zint wat hij zegt dan blijf ik de hele dag in mijn bed liggen!"
"Maar toch niet zò toch?"



27.6.20

De wolkenkraakster


Onze wolkenkraakster staat klaar in de catacomben.
We kennen haar van vroeger, een atletisch type.
Haar sobere jurk accentueert haar vormen.
Zij weet zich geliefd door het publiek, maar rilt van de aanrakingen.
Het risico daarvoor vandaag is echter klein.
Zij strekt de armen en buigt haar romp.
Zij mag niet verkeerd grijpen als de wolk langs haar scheert.
Ze zet een glimlach op en wandelt het stadion in.
De jurk zal haar helpen. 
Haar trainer loopt schuin mee achter haar.
Hij heeft heel dunne benen en een hoog voorhoofd.
Vroegere atletes aanzagen dit als kenmerken van hoge intellectuele begaafdheid en zachtaardigheid.
Hij denkt voornamelijk aan seks.
Hij krijgt er veel minder dan hij wel zou willen.
Het zou hem niet goed meer afgaan.
Hij verzorgt zich minder goed dan je zou denken.
Op zijn jasje draagt hij het speldje van de Nationale Vereniging van Wolkenkraaksters.
Hij is waarschijnlijk niet geschikt als trainer.
In het stadion, op kussentjes op betonnen tribunes, zit het publiek.
En er hangen vlaggen.
De wolkenkraakster zwaait naar de hemel en doet of ze zich bijzonder concentreert.
De wolk die zij zo dadelijk zal kraken wordt in het kanon geduwd.
Op dit eigenste moment zien wij dit op alle schermen.
Het herinnert haar aan de man die zij ooit had kunnen grijpen als.
Haar trainer wacht, kijkt naar zijn speldje, en naar de wolkenkraakster.
“Deze kraak ik voor het Vaderland!” zegt ze, beseffend dat haar jurk haar vormen accentueert.
Ze doet een pas achteruit en struikelt net niet over een rondslingerende speer.
Ze zwaait verontschuldigend naar het publiek om haar onhandigheid.
Maar daar gaat het kanon af!
Nog net weet ze het staartje van de wolk te grijpen.
Het is broos en kraakt gemakkelijk.
Maar het is’m om de kop te doen.
Voor het staartje komt de burgemeester straks geen hand schudden.
Laat staan een zoen op haar wang.
Het publiek heeft niet veel aandacht voor haar.
Ze zingen.
Enkelen applaudisseren.
De trainer kijkt nog eens naar zijn speldje, dan naar haar.
Het speldje schittert in de zon.

26.6.20

Kunstwerk


Ook Ilse liet ooit iets maken waarmee zij zich een levend kunstwerk waant.

25.6.20

Snel te vergeten muziek


Zijn abandoneon bleek hét instrument om snel te vergeten muziek op te spelen. En Mario beheerste het meesterlijk.


Onbekenden



"Niet kijken Johan, die mensen kenden we toch niet meer?"
"Natuurlijk niet Annemie, maar ik dacht net, zullen ze dan nooit een knieval doen?"

24.6.20

Een tijd met eigen monumenten


Om een beter beleid af te smeken besloten we een oude traditie weer in eer te herstellen.  De meeste mensen zullen het nooit uitspreken, alsof zij het een kwestie vinden die buiten hen om verloopt, maar straks, als het gevecht begint, zullen ze er allemaal zijn. Uiteraard hebben we het (voor we eraan dachten terug te grijpen naar onze oude gewoonten) eerst geprobeerd met een gezantschap, dat de bevoegde autoriteiten op de feiten hoorde te wijzen, maar kapitein en woordvoerder J. ‘De Oude’ kwam naar verluidt niet uit zijn woorden. Te zeer onder de indruk was hij van de rijke omgeving om zich nog om onze boodschap te bekommeren. Bovendien zou hij erg hebben geslist. Zodoende namen de secretarissen ons petitionnement aan en zij zouden het de gepaste aandacht geven.
Het is toen dat wij, vrouwenvangers, jaren actief in de schemering, en waar mogelijk aan het oog onttrokken, besloten om tussenbeide te komen. Wij lieten onze meest immense vrouwen los op de dwergen en  klommen zelf naar veilige plaatsen in bomen of torens, om vandaar de slachting te aanschouwen. Wij hielden ons volledig afzijdig, of beperkten ons tot hoogstens wat commentaar op wat we onder ons zagen gebeuren. Wij hadden alle vertrouwen in onze vrouwen. Ze zijn goed opgeleid en gehoorzamen onvoorwaardelijk. Geen enkele dwerg heeft het overleefd. Voldaan keerden onze vrouwen terug naar hun cellen en wij klommen tevreden uit onze bomen en torens en bogen elkaar toe of schudden elkaar de hand.
Op deze manier, door daadkracht gebaseerd op oude tradities, luidden wij een nieuw tijdperk in, met eigen monumenten.

23.6.20

22.6.20

Blind schaken


Blind schaken (niet te verwarren met blindschaken, maar), het geblinddoekt ontvoeren van de geliefde door mannen (er zijn mij geen blind-schaaksters bekend) met respect voor tradities, werd in ons land in negentienachtenvijftig definitief verboden, omdat het aantal ongelukkige huwelijken die er uit voortsproten een maatschappelijk probleem waren geworden. De mythe dat een verliefde man er de ware kan uitpikken, enkel op de tast en afgaande op aanlokkelijke geuren (lavendel wordt vaak genoemd, en 4711) is ook niet meer dan dàt: een hardnekkige mythe, een uit de lucht gegrepen verhaal. Zoals al die andere kerels, die willens en wetens volhouden dat het toch allemaal goed is uitgepakt, er een blijven opdissen, al geef ik toe dat zij allemaal zijn gebaseerd op tastbare feiten.

21.6.20

Een aforisme van oom Floris


Sommigen hebben op alles een antwoord. Aan zo iemand vraag je dus beter niets.

Gek


“En hoe gaat het nu met Jan?”
“Ach, alles is nu wel uitgesproken.”
“Ook dat van die paar keer dat jij met…”
“Nee, dat niet natuurlijk, ik zou wel gek zijn."

20.6.20

Mijn zus, de dentifriste


Mijn zus is ’s lands enige dentifriste, al ga ik er van uit dat u haar nauwelijks kent. Nauwelijks de moedersborst ontgroeid trok zij de wijde wereld in, gehoorzamend aan de lokroep van het dentifrisme, om het te doorgronden.
Zij woonde in bij Siberische sjamanen, bood zich aan bij stamhoofden in Afrika en maakte kennis met tovenaars overal op alle continenten. Zij leerde elk boekwerk over dentifrisme helemaal van buiten. Gelukkig zijn er dat niet veel. 
Het is droef om zien hoe haar geestelijke gezondheid in de loop der jaren van ontbering zwaar werd aangetast. Ik durf haar niet gelukkig noemen. Maar op de uitoefening van haar vak, consulterend dentifriste, heeft dat amper invloed. Ga dus gerust eens bij haar langs (dat zou ik zeer waarderen), zo’n parelwitte glimlach  hebt u vast nooit eerder weten waaien.

19.6.20

Verslag van een privé-detective


Het was Sacharina, de bluesgodin, die in 1958 in een open veld buiten Rostov aan de Don een gebed zong dat haar levensloop alsnog veranderde (ik verander hier enkele details in het relaas van Alex Epstein, van wie ik dit heb, om bepaalde betrokkenen te beschermen).
Alle kinderen die zij voordien had gebaard, waarbij twee die nooit het levenslicht zagen, wezen haar namelijk aan als het brein, veeleer de tovenares, achter het wonder van de dag waarop de vissen vlogen. Nooit werd iemand daarvoor later nog zo onomwonden aangewezen.

18.6.20

Oesters


Ik ken iemand die alleen oesters at. Zij was daar heel jong mee begonnen en vertelde dat het haar leven met dertig jaar verlengde, niet in het minst omdat het haar een (vergeleken met haar vriendinnen) uiterst energiek seksleven had opgeleverd.
Het zou iets oeroud zijn, te herleiden tot het prille ontstaan van onze cultuur.
Zij kon ze ook heel elegant en van veel smaak getuigend opslurpen.
Op een keer, ze stond op het punt een schijfje citroen uit te knijpen, overviel ik haar met de vraag wat het dan precìes was wat oesters deden voor haar seksleven. Zij glimlachte en zei dat ik drie keer mocht raden.
Ik raadde het meteen.

16.6.20

Het verlangen


Voor zij overhaast vertrokken 
verborgen zij nog dingen die 
zij later hoopten weer te vinden en 
zo kwam het verlangen als 
een bladwijzer terecht tussen 
twee aangrenzende continenten in 
een atlas uit 1958, jaar van 
grenzeloos optimisme en hoop.

Jaren later  - het verlangen kende 
nu de wereld - dook het op in onze 
middens en wij hebben het een plaats 
gegeven. 

Een plaats die wij hebben geschapen.

15.6.20

Mijn versie van de feiten


Ik begreep dat ik in het verkeerde dorp was aanbeland toen ik twee volwassen dames zag knikkeren tegen de gevel van het huis van de smid, en wat verderop de burgemeester, vendelzwaaien met zijn sjerp. Uit een raam galmde een virginaal of een spinet (ik dacht Norwegian Wood). Mannen heb ik niet gezien. Op rooftocht waren die en werden pas tegen de winter thuis verwacht, op tijd voor het sluiten van de kleppen.

’s Nachts sprak ik met een jongetje. Het ventje stond te gluren naar de sterren in de lucht en wees mij fier op het volkseigene van de constellatie ginder ver. Toen ik hem vertelde dat ik van op een brug in Kioto, toch mijlen ver van hier, ooit dezelfde hemel heb gezien, wees hij er fijntjes op dat dit mijn versie van de feiten was, en dat, als ik weg wilde van daar, ik op zoek moest naar het mij bekende pad, “want dat is toch wat iedereen doet als hij verloren is gelopen?" 

14.6.20

Het vijfde wiel


Nu kan u het met mij eens zijn of niet, maar de meeste plechtigheden lopen goed af, ook begrafenissen.
Neem nu die keer dat ik achtervolgd werd door een vrouw, een zuster nota bene, die per sé aangesproken wilde worden. Terwijl ik haar niets te zeggen had! Ik geloofde in die tijd namelijk dat net zusters altijd wat te zeggen hadden.
Gelukkig wist ik mij te verschuilen tussen enkele notabelen die opgehaald zouden worden met een mestkar.
Ik vermomde mij in vijfde wiel en sloop met hen mee naar buiten. Stinken deed ik toen al wel.
Op die manier liep het al bij al nog goed af voor mij.
Daarom dat ik zeg:
De meeste plechtigheden lopen goed af. Of u het daar nu mee eens bent of niet.

13.6.20

Overvloed


Ik zat in een vertrek samen met armtierigen. Zij gedroegen zich zeer veeleisend en ronduit onbeschoft. Ik keek het aan, maar uiteindelijk zei ik dat zij hoorden te zwijgen omdat ik zeker wist dat de overvloed op komst was. 
“Hadden wij dat eerder geweten,” verontschuldigden zij zich. (Ja, zo zijn zij,) maar zij dachten er niet aan mij nog te vragen hoe lang het nog kon duren. Dan had ik zo maar wat gezegd. Ik liet hen voor wat zij waren en ging wandelen, naar het bos.

Van op de richel zag ik het transport. Ik zette mijn koffer neer - ik trek als thuisloze rond van hier naar daar - en liet het aan mij voorbijgaan. De armtierigen werden blijkbaar snel bediend. Ik nam mijn koffer weer ter hand en stapte door. 

Ik zou nog vele dagen stappen en waar ik kwam was overvloed.

12.6.20

Het verlangen om te vangen


hadden we daar eigenhandig
een perfecte vrouw gevangen

mompelend in een vreemde taal

was het poëzie  die 
haar kwam aanwaaien
of stond zij gewoon met 
open mond te wachten
of naar de maan te happen
wetende wat er komen zou

wie weet wat zo’n vrouw beweegt?

wat ons betreft, wij waren vooral bevangen
door 't verlangen om te vangen

10.6.20

Een aforisme van oom Floris


Vergeet niet, wie van wal steekt verlaat de vaste grond.

Leopold II zoals ik hem leerde kennen.


Er werd plechtstatig aangeklopt. Voorzichtig deed ik open en daar stond Leopold II, angstvallig om zich heen glurend.
“U lijkt wel Leopold II,” zei ik, om mij te vergewissen en de lezer gerust te stellen.
“Ja, Wij zijn Leopold II.”
Ik liet hem binnen, want ik ben zo opgevoed.
“Mogen wij U eens uitleggen hoe het allemaal gegaan is, heel precies?”
Ik antwoordde: “Voor mijn part…”
Eerst ijsbeerde hij wat rond de tafel en stak toen van wal, een betoog over èèn en ànder.”
Ik wist er geen touw aan vast te knopen, maar toen hij even zweeg zei ik dat hij een mooie stem had en dat ik er prijs op stelde dat hij weer vertrekken zou.
Hij leek mij radeloos toen hij mijn huis langs achteren verliet. Niet naar de vergetelheid, want die ligt de andere kant op.

Zen



“Pfff… hoe ouder ik wordt hoe meer pijn overal.”
“Ja, dat gaat zo met ouder worden, de pijn van het er nog zijn."

9.6.20

8.6.20

Honderddrie


"En?"
"O Jan, ik wordt misschien wel honderddrie!"
"O Ja? Maar daar kunnen we toch wat aan doen!"

7.6.20

Standpunt


Bekijk het hoe je wil

Wat voorbij is 
is voorbij

Even goed van voren
als vanachter
of opzij

6.6.20

Creatief met verdriet
















"Ja, het klopt wel wat je zegt Ilse. Ik heb geen pijn om op te teren, maar ik verzon een ander soort verdriet!"

5.6.20

Muizenissen


Ilse begreep uiteindelijk wel dat elke avond naar de hemel staren haar niet van haar muizenissen zou genezen.

La vie continue à partir d’ici!

















Nu dacht ik werkelijk dat ik geschaduwd werd door een voor-jou-spreekster. Uiteraard. Dus keerde ik ineens terug op mijn stappen en sprak haar aan.
“Waarom volg jij mij?” (Ik zag geen reden om haar met u aan te spreken.)
“Ik volg u helemaal niet,” antwoordde zij, "ik ben een zichzelf respecterende vrouw en onderweg, naar huis op dit moment.”
“O, neem me dan niet kwalijk.”
“Hebt u iets op uw geweten? Of ergens spijt van?”
"Ik? Helemaal niet. Zeker niet op mijn geweten. Of spijt,” antwoordde ik.
“Ik werd anders nog nooit voor een voor-jou-spreekster gehouden weet u.”
“Sorry, dat was een verkeerde gevolgtrekking.”
“Dus u zit toch met iets?”
“Nee… het was een ingeving.”
“Een gevolgtrekking zei u toch?”
“Ja, dat bedoel ik.”
"Ik weet zeker dat u iets op uw geweten hebt, of spijt.”
“Nee, ik heb niets op mijn geweten waarover ik het met u zou moeten hebben! En ook geen spijt. Hou op en laat mij met rust.”
“Ik denk nu echt dat u iets op uw geweten hebt hoor, en dat het u achtervolgt.”
“Hou op ik wil het er niet over hebben, zeker niet met u.”
“Toch lijkt u mij een gewetensvol man.”
“Ook daar vergis je je, ik ben presentator van een reality show en onderweg naar mijn werk, mag dat?”
“”Toch lijkt u mij een gewetensvol man. Misschien lijdt u wel aan wroeging! Waarom komt u daar niet voor uit?”
“Nee.”
“Ja.”
“Nee.”
“Ja.”
“Nee.”
“Ja.”
Op die manier kwamen we voor de deur van mijn kantoor te staan.
“Nu wil ik u helemaal leren kennen. Waarom vraagt u mij niet uit?”
“O, met veel genoegen,” gaf ik toe.
“Tot vanmiddag dan, bij La vie continue à partir d’ici!

(Ik zocht meteen op waar dat wel kon zijn. Ik vond zowel een tandarts als een restaurant op hetzelfde adres)

3.6.20

Spreken voor massa’s

 

“Klim maar op die tafel daar, dan heb je overzicht. Hou je kin hoog als je spreekt en zorg dat je je schoenen hebt gepoetst. Beweeg af en toe eens je hoofd van links naar rechts. Dat drukt interesse uit. En empathie.”

“Stel dat er niemand komt?”

“Wees gerust. Aanvankelijk is er nooit veel volk, maar hou vol, uiteindelijk spreek je voor massa’s. Daar zorgen wij voor.”


2.6.20

Drempel



“Jij kan dat nu wel zeggen, dat het je veranderd heeft, maar zo zie je er niet uit. Je bent geen spat veranderd. Het is allemaal gewoon langs je heen gegleden, denk ik. Hoe bestaat het. En nu sta je hier, wat wil je eigenlijk nog van mij?"

“Kom, ik help je even van de drempel."

Een aforisme van oom Floris


Boekenwijsheid is ook wijsheid, behalve zelfhulpboekenwijsheid, dat is prut.

1.6.20

Eenzaam zonder jou





Will Tura is geroepen om naar de hemel te gaan. Backstage, na een concert begint hij te zweven en ware het niet dat zijn roadies gewichten in zijn zakken stoppen en aan zijn benen gaan hangen, dan was Will beslist al lang ten hemel gevaren.
Eenzelfde lot was vroeger John Massis beschoren, maar die is na het tegenhouden van zijn laatste locomotief ook daadwerkelijk uit dit ondermaanse weggerukt. Zijn entourage stond er onmachtig op te kijken. Niet begrijpend dat John geroepen was. 
Ik hoor zelf eigenlijk in een ander verhaal te spelen, dus ik begrijp niet hoe ik hier ineens terechtkom, maar het zou kunnen dat ik ginds zo eenzaam was, dat er niets was wat mij kon binden aan mijn vrienden, en dat ik daarom hier naast Will Tura moest verschijnen, de man die “Eenzaam zonder jou” geschreven heeft en alleen daarom al geroepen is om naar de hemel te gaan.