31.3.08

Hahaa...


Nu dacht ik u vandaag te onderhouden met een uitdagend essay vol filosofische bespiegelingen. Een monoloog over diverse aspecten van het dagelijks leven in Vlaanderen, zoals hoofdpijn en beentrekken, schemerige gevoelens, beschaamdheid, de schoonheid van de grammatica, polyamorie, sociaal dienstbetoon en wielrennen, om u op die manier toch iets of wat te verheffen en, wie weet, uw leven een andere richting te geven. Geheel zonder dwang natuurlijk.

Maar verdorie,

DE ZON SCHIJNT!!!

Een dermate zeldzaam geworden natuurkundig verschijnsel in onze contreien, dat ik maar besloten heb doelloos rond te wandelen.

Vergeef het mij, maar U hebt dus nog iets te goed!

30.3.08

Het sprookje van de Vallei van de Moeilijk te Bevredigen Vrouwen.



"Maar Maantje, dat is toch onzin." zei Misschientje, die zulke dingen kon weten, "Hij is daar nooit geweest, in de Vallei van de Moeilijk te Bevredigen Vrouwen."
"Hoezo? Hij is daar nooit geweest?"
"Natuurlijk niet. Naarmate ze de vallei naderden en steeds meer vroeg oud geworden mannen op hun pad tegen kwamen werd hij steeds onzekerder. Banger."
"Kom nou? Hij? Bang?"
"Zo waar als ik hier sta. Ik heb het van de Prins zelf!"
"Van de Prins zelf?"
"Ja hoor, na hun terugkeer zijn wij het steeds beter gaan vinden samen, de Prins en ik. Hij vond het te eng, er was geen overtuigen aan. Dat het een unieke ervaring zou zijn, goed voor het latere zelfvertrouwen en zo. Niets hielp. Dus zijn ze maar teruggekomen zonder naar de Vallei te zijn geweest."
"Wat zielig. Al die verhalen zijn dus..."
"Sprookjes, precies!"

29.3.08

Het op- en neergaande meisje



Hebt u al gehoord van het op en neergaande meisje? Ik heb haar ontmoet in de lift van de Galeria Inno, waar zij op en neer ging van verdieping 6 naar 1 tot 3 en dan weer neerwaarts naar het gelijkvloers. Zij had er niets op tegen dat ik met haar meeging, op en neer. Zo zagen wij samen meermaals verdieping 2 en 4 en 5 en lachten wij tegelijk, telkens wij naar het allerhoogste stegen.

"Kijk, het allerhoogste, we zijn er weer."
"Waren wij hier al niet eens?"
"Jazeker, maar het hoogtepunt is altijd leuk!"

Tot wij door laag-bij-de-grondse mannen werden weggejaagd:
"Wij hebben het wel gezien. Maak dat jullie wegkomen, wie denken jullie wel dat jullie zijn?"

Men heeft ons daar nooit teruggezien.

Nu ben ik een ernstig man, maar ik denk nog veel aan haar. Gaat zij nog altijd op en neer?

Het hoogtepunt was altijd leuk.

28.3.08

Vieze gedachten



"Heb jij altijd van die vieze gedachten?"

Daar kon ik haar niet eenduidig op antwoorden. Wat bedoelde zij met vieze gedachten? Zij bleef daar vaag over.

Onderweg naar huis maakte ik mij zorgen. Heb ik vieze gedachten? Dat zou best kunnen. Zo is mijn vrouw het niet altijd over alles met mij eens. Omdat het vies is misschien? Zij is inderdaad nogal op netheid gesteld.

Zelf zie ik mij niet zo als een vieze denker. Waarom vroeg zij mij eigenlijk niet naar mijn vunzige interesses? Dan…

27.3.08

Lijden



"Snij het er maar uit dokter. Al die hartenpijn, dat nutteloze lijden."
"Maar de liefde, mevrouw, is die dan nutteloos?"
"De liefde?"

25.3.08

Kort gesprek



Onlangs, het kwam door een samenloop van omstandigheden die er niet toe doen, heb ik eens een gesprek afgeluisterd.

"Ik ben nog nooit gestreeld." zei de ene.
"Ik ook niet." zei de andere.

Toen zeiden zij niks meer.
Eigenlijk was het een kort gesprek.

Vakbondsman



"Ik breng solidariteit!" zei hij, toen ik de deur opendeed.
"Solidariteit?" stamelde ik, "Wat een zeldzaam woord."
"Niet in onze kringen," zei hij haast scanderend, terwijl hij zijn vlag naast de kapstok zette en recht naar de keuken liep.
"Koffie?" bood ik dan maar aan.
"Dat kan er altijd in."
"Waarmee kan ik u van dienst zijn?"
"Met je bij ons aan te sluiten."
"Bij u aansluiten? Waarom zou ik? In mijn situatie..."
"Omwille van de solidariteit. Wij komen voor jou op, wij beschermen jouw rechten."
"Mijn rechten? Hoe gaat dat in zijn werk?"
"Door met vlaggen te zwaaien en gekleurde sjaals aan te doen. En als het erom gaat, dan verbranden wij autobanden."
Vooral die sjaal was belangrijk dacht ik, want die hield hij om.
"Eigenlijk heb ik niet zoveel belangstelling."
"Jij hebt geen belangstelling?"
"Neen."
"Wat heb ik mij in jou vergist. Ik geloofde even dat jij ruggengraat had."
"Het spijt me."
"Pffft... de dag dat je op de keien staan moet je op ons niet rekenen. Wie niet solidair wil zijn, moet voelen!"
Hij griste zijn vlag en verliet mijn huis.
Luid zingend stapte hij tot bij de buren. Kleine middenstanders.
Het lijkt mij niet makkelijk om vakbondsman te zijn.

24.3.08

Leegte



"Een leegte?"
"Ja."
"Zo ineens? En dat zeg je nu, hier? Kon je geen beter moment kiezen?"

23.3.08

Jan en Ingrid: Vroeger!



"Weet je wat het was? Ik was verliefd, Ingrid. In die tijd was ik verliefd. Echt waar. En dan doet een man zo'n dingen. Ik bloos als ik eraan denk. Wat ik toen allemaal niet gedaan heb. Dingen die ik beter niet had gedaan. Maar ja, ik was verliefd. Onvoorstelbaar hè?"

22.3.08

De zwanen



Op een prachtige dag als vandaag ga ik steevast naar het park. Zo ontmoette ik enkele weken geleden voor het eerst in mijn leven een buitenaardse. Hij was de zwanen aan het voederen. Wat eigenlijk niet mag.

"Wat kijkt u toch somber." sprak ik hem vlot aan.
"Dat komt omdat ik een buitenaardse ben en mijn opstraler kapot is. Nu zit ik hier vast."
"Buitenaards, zegt u?"
"Jazeker. Op mijn planeet ben ik heel bekend van radio en televisie. En natuurlijk van mijn cursiefjes in de krant."
"Maak dat de kat wijs."
"Waarom zou ik?"

Daarmee had hij een punt natuurlijk.

"En wat is dat dan met die opstraler van u?"
"Ik weet het niet precies. Hij verloor aan kracht. De straal is zo zwak geworden dat ik zelfs het dorp niet meer uitkom, laat staan de stratosfeer."
"Dat is sneu!"

Ik begreep vanzelf dat je voor dergelijke apparaten niet zomaar een reparatiedienst belt.

"Vertel eens iets over je planeet."
"Nee, daar zou jij toch niets van snappen."
"Neen, misschien niet."

Toen viel er even een pijnlijke stilte. De egoïst!

"Je weet toch dat je de zwanen niet mag voederen?"
"Mag dat ook al niet? Dat vond ik nou net het aardige aan jullie beschaving."
"Tja... Dat soort regels is er nu precies om onze beschaving in stand te houden."
"Dan zit er voor mij niets anders op dan om naar huis te gaan, kost wat kost mijn opstraler te herstellen en hier weg te gaan. Da-ag."

Dat was onze enige ontmoeting. Ik veronderstel dat zijn opstraler dus gemaakt is. Erg kan het dan niet geweest zijn.

20.3.08

De onwilligen



"Ik voel mij zo onwillig," zei ik tegen de vrouw, "ik word er helemaal somber van."
"O dat treft, ik ben ook onwillig en somber."
"U ook?"
"Inderdaad."
"Wat een toeval. Dat wij zo bij elkaar passen!"
"Eigenlijk wel."
"Misschien wordt het nog wel iets tussen ons?"
"Denkt u?"
"Neen hoor, u bent toch onwillig."
"En u ook."

19.3.08

Zeg het met een afscheidsdoos



A. had nooit begrepen hoe dat precies zat met die afscheidsdozen.
Tot zij er eentje open maakte en met eigen ogen zag dat zelfs ware liefde kan vervliegen.

18.3.08

Blote reuzin?



Doorgaans, en ook op dit ogenblik, denk ik uitsluitend aan nuttige en stichtelijke dingen. Aan goede werken bijvoorbeeld. Aan mededogen. Aan verheffende architectuur. Ja ook aan de medische vooruitgang en zijn dappere verpleegsters! Zelfs aan zachtrijdende automobielen.

Of ik soms ook aan andere dingen denk?

Natuurlijk! Dierenbescherming en naamdagen van heiligen bijvoorbeeld.

En die blote reuzin dan?

Ja, daar denk ik inderdaad ook vaak aan.

17.3.08

Oefening en techniek



Nadat zij er zeker van waren dat ik vruchtbaar was werd ik in hun kringen opgenomen.
Dat waren mooie tijden. Tot zij veeleisend werden.
Toen moest ik toegeven dat ik de vereiste technieken niet onder de knie had.
"Hoezo? De technieken niet onder de knie? Hoe kan dat? En je bent zo vruchtbaar!"
"Tja... ik ben ook maar een mens."
"De techniek niet beheersen, dat bestaat toch niet?"
"Ja, maar in mijn geval is het blijkbaar zo."

Na enig overleg stuurden ze mij naar huis, om te oefenen.
Niettegenstaande ik enorm veel oefende ben ik nooit meer opgeroepen.

15.3.08

Niets



"Wat scheelde er nu gisteren?"
"Gisteren?"
"Ja, wat er scheelde?"
"Niets."
"Niets?"
"Nee, niets."
"Met jou scheelt er nooit iets."
"Wat moest er dan zijn?"
"Niets."

14.3.08

Iets



"Is er iets?"
"Wat zeg je?"
"Of er iets is?"
"Wat zou er dan moeten zijn?"
"Weet ik veel, je doet zo raar."
"Waarom moet er voor jou altijd iets zijn?"

Waar het zonlicht nooit schijnt



Weet U, Mevrouw, wat ik zou willen?
Dat u iets voor mij deed.
Eén keer maar.

... waar het zonlicht nooit schijnt?
Dan maar niet. Jammer.

13.3.08

De geurloze vrouw



"Waar is mijn lijfgeur gebleven?"

Daar had ik geen antwoord op. Ik kende de vrouw niet en je verwacht je niet aan dat soort vragen op de bus. Zij wist niet uit te leggen hoe haar lijfgeur precies geweest was. Zurig? Zoet? Vanille?
Het overkomt mij namelijk wel eens dat ik een zweem van aardbeiengeur meen op te snuiven. Had zij het nu over dàt soort geur gehad, dan had ik haar misschien op weg kunnen helpen, maar haar pogingen om haar lijfgeur te beschrijven bleven veel te vaag.

Bij het station is zij uitgestapt en voor ik het besefte was zij uit het zicht verdwenen. Ik vraag mij af hoe zij straks aan haar man uitlegt dat zij haar lijfgeur kwijt is. Dat lijkt mij geen sinecure.

Of zou zij het verzwijgen?

Maar zou hij dan niets missen?

12.3.08

Zekerheid



Nietsvermoedend kwam ik thuis. Daar trof ik een man in ondergoed aan, in de keuken. Ik dacht altijd dat zulke figuren zich tijdig uit de voeten zouden maken. Dat is dus niet zo.

Ik maakte mij meteen heel erg boos en eiste een verklaring, of genoegdoening zo u wil.

Ik vertelde hem waarom wat hij deed niet goed te praten valt en tot welke onontkoombaarheden dit zou kunnen leiden en dat ik dat niet helemaal verdien. Ik vertelde hem ook andere dingen, om hem te doen inzien wat een fijne man ik toch kan zijn.

Hij luisterde, meen ik, toch met enige aandacht en gaf zelfs antwoord, weze het heel kort:

"Tja, dat is geen gemakkelijke situatie."

11.3.08

Mijn vrouw



"Zeg, je vrouw..."
"Wat is er van mijn vrouw?"
"Valt ze mee?"
"Natuurlijk, maar wat gaat jou dat aan?"
"Valt ze echt mee? Ik bedoel... in bed en zo?"
"Daar hoef ik toch niet op te antwoorden?"
"Het is maar een vraag hoor. Er zijn geruchten?"
"Geruchten?"
"Ja... Alles is dus in orde?"
"Uiteraard, de ene dag al wat meer dan de ander."
"Zo vaak?"
"Neen, dat bedoel ik niet."
"Wat bedoelt u dan wel?"
"Dat het met mijn vrouw wel meevalt. Dat wilde u toch weten?"
"Ja. Dus nièt alle dagen."
"Ik denk dat ik dit gesprek niet verder wil zetten."

10.3.08

Ouderschap



"Dat kind van u?"
"Ja, wat is daarmee?"
"Het is lelijk. Niet om aan te zien eigenlijk."
"Lelijk? Niet om aan te zien?"
"Precies. Wij willen daar geen misverstanden over."
"Geen misverstanden? Was er nog iets?"
"Nou, omdat u aandringt, hij zou wel eens de nieuwe Messias kunnen zijn."
"De nieuwe Messias? U neemt mij toch niet in de maling?"
"Neen hoor, doorgaans is onze informatie zeer accuraat."
"Wordt er dan iets van mij verwacht?"
"Neen, niet echt, maar indien u zich voortaan tijdloos klassiek wilt kleden en onthouden van filosofische of morele uitspraken dan komt u waarschijnlijk heel goed tot uw recht in de toekomstige apocriefe teksten en, o ja, misschien gebruikt u zijn naam voortaan maar beter niet ijdel."

Het ouderschap, een tocht vol verrassingen!

9.3.08

Een opa voor Sven!



“Kijk eens papa wat ik gevonden heb in het park: een ouwe opa! Ze hebben hem daar zomaar achtergelaten. Erg hé? Mag ik hem houden? Toe papa?!”
“Als het van je mama mag, mag het van mij ook Sven.”
“JOEPIE!!!”
“Maar op één voorwaarde: jij bent verantwoordelijk. Jij moet alle dagen naar zijn verhalen luisteren over vroeger toen het allemaal beter was, en er ook op toekijken dat hij dagelijks in de moestuin werkt. Ik wil ook geen grond in huis.”
“Afgesproken. Weet je wat papa? Ik noem hem Antoon! Kom Antoon, we gaan wandelen.”

Die Sven toch, wat een rakker!

De handtastelijkheden



Na vijf jaar ging ik weer naar huis.

"Waar heb jij gezeten?" wilde zij weten.
"Bij de handtastelijkheden."
"Moest dat zo lang duren?"
"Blijkbaar."
"En, is het meegevallen?"
"Uitstekend."

"Zij is dus nog altijd in mij geïnteresseerd," begreep ik.

8.3.08

De redding van de aarde (9)

Hoofdstuk 8: Waarin Alma Zichtopzee gewapend is, geen link legt met nederige hompen brood en sociaal netwerkt.

Gewapend met goede raad, en warm van zoveel vriendschap, sloeg Alma Zichtopzee voor goed het goede pad in: de weg naar de verwezenlijking van haar opdracht. Pas nu, na het overwinnen van die rampzalige malaise voelde zij zich oprecht volmaakt. Want zeg nu zelf, hoe volmaakt is een volmaakte die nooit innerlijke tegenslagen overwinnen moet? Neen, zeg het maar niet, ik ken het antwoord toch!

En zo gebeurde het, onderweg van het Koninklijk Paleis naar huis, met een almaar lichter wordend hart en helder(der) wordend hoofd, dat wat wij aardlingen gevoeglijk "het eerste mirakel" zouden noemen, mochten wij inmiddels al niet weten dat het hier Alma's buitenaardse krachten en gaven betrof.

In de naar pis stinkende doorgang achter- en onderin het Centraal Station kwam zij oog in oog te staan met de haveloze Peter, een dakloos geworden ex-werknemer van Sabena met een gouden hart. Hij stond daar, trillend op zijn benen, zwaaiend met een plastic bekertje dat hij, met de subtiliteit eigen aan vele straatbedelaars, op wervende wijze ineens onder haar neus duwde.

Voor Alma was dit alwèèr een nieuwe ervaring:

"O, aardige man, is dat voor mij?" interpelleerde zij vriendelijk.

Peter, die in de goot van het leven al aan veel was gaan wennen, besefte instinctief dat deze dame niet schertste maar, vanuit de bodemloze diepe goedheid van haar hart, slechts een informatieve vraag stelde, met een stem die hij in zijn vroomste dromen over de Heilige Maagd Maria niet eens met de Moeder van Christus in verband zou hebben gebracht.

"D-d-dit... is buitenaards!" voelde hij instinctief en toch zo juist aan, "Neen, Mevrouw. De bedoeling is dat u mij met een kleine gift in staat stelt straks een nederige homp brood te kopen in een van de "Boulangerie Wetterenoises" die er zoveel zijn in Brussel."

"O, kickt u op nederige hompen brood?" antwoordde Alma, die deze link niet spontaan legde.
"Niet echt mevrouw, maar het vult mijn maag en een korst van drie dagen oud is eigenlijk wel lekker als je het samen met een kom soep van Poverello kan opeten."
"Ach, wat aardig en u vraagt zo weinig! Wat is uw wens zo nederig en laag-bij-de-gronds! Ik zal eens kijken wat ik voor u kan doen."

Zij keek inderdaad bijzonder aardig, vond Peter.

Toen gebeurde het, dat wat hij later als een wonder zou omschrijven: naarmate hij vond dat zij steeds aardiger begon te kijken, kwam hij, zonder dit op het moment zelf te begrijpen, in de ban van haar twee even wijde, even diepe, hypnotiserende neusgaten. (De neusgaten van Zsjfnfureodeanen zijn inderdaad zeer bijzonder en hebben, rekening houdende met de andere levensomstandigheden op de planeet Zsjfnfureod vdp, in het 6² kwadrant in de vierde dimensie van het heelal, functies die onmisbaar zijn voor het opbouwen van sociale netwerken daar. Hier op aarde herkent men hypnotiseren als een van de kenmerken van de werking ervan.). Het leek wel of er uit die gaten twee slierten warme levensasem op hem afkwamen en hem omsloten en doordrongen. Het gaf hem een gevoel van verzadiging, en dat voor de rest van zijn leven! Alsof hij tot zijn strot volzat met soep en brokken oudbakken brood, het kostje waar hij toch zo dol op scheen te zijn. Hij vond dit een bijzonder aangename, verheffende ervaring, waarvan hij instinctief aanvoelde dat zij zijn leven definitief zou veranderen, wat ook het geval was zoals na de volgende paragraaf zal blijken.

Met tranen in de ogen zakte hij door zijn knieën: "Dank u, dank u, zalige vrouw," wist hij nog te stamelen, maar het gevoel alsof er soep uit zijn mond zou stromen weerhield hem ervan nog meer geïnspireerde dankbetuigingen te uiten. Alma Zichtopzee was erdoor vervuld van geluk en warmte. Dat een eenvoudige neusbeaseming zoveel effect kon hebben had zij eigenlijk niet verwacht. Zij knipoogde naar Peter en toog zacht neuriënd ("In The Year 2525 (Exordium & Terminus)", welke melodie anders?) naar haar hotel, en van daaruit naar nieuwe avonturen.

Voor Peter, de ex-Sabenawerknemer, bleken de gevolgen van de beademing na verloop van tijd echter dubbel. Nooit in zijn leven zou hij nog honger krijgen! Altijd zou hij rondlopen met een gevoel van verzadiging. Dat was een geschenk waarvoor hij haar eeuwig dankbaar was. Anderzijds benam het hem wel het geluk en het genot om nog eens lekkere frietjes met stoofvlees of andere hartige gerechten te eten. Dat vond hij op lange termijn wel sneu. Hij nam zich voor, mocht hij zijn weldoenster ooit nog eens tegen het lijf lopen, haar hierover aan te spreken en om een oplossing te verzoeken.

Vermeldenswaard is wel nog dat hij zich een week na de neusbeaseming door Alma als professioneel hongerstaker ter beschikking stelde van allerlei actiegroepen. Weinig ministers waren bestand tegen de persartikelen over "de man die al drie maanden niet at!"

7.3.08

Mikado!



Ja, laat ze maar vallen.
Ho! Ze liggen goed. Knap werk.
Dààr, die gele ligt vrij!
Héla, ik heb het wel gezien, nu is het aan mij!

Mikado (*), bij voorkeur te spelen op een stevige tafel.

* Bij mijn weten ben ik de eerste blogger in ons taalgebied met aandacht voor dit edele spel!

6.3.08

Vrienden



"Ik kom net van bij G. Hij heeft zijn boekje opengedaan over jou."
"O ja? Zijn boekje open over mij? Wat zei hij dan?"
"Ach, dat heeft geen belang."
"O, heeft dat geen belang?"
"Nope, stel je voor dat ik je altijd zou informeren over wie er zoal zijn boekje open doet over jou, dat zou wat zijn."
"Ja, dat zou wat zijn."
"Dat doe ik dus maar niet."
"Nee, je doet het niet."
"Precies, ik doe het niet. Dat begrijp je toch?"
"En of!"
"Wij zijn toch vrienden."
"Ja hoor."

5.3.08

Uitschuifbaarheid



"Ik wil graag van u weten of u nog last hebt van uw uitschuifbaarheid. Vooral dan qua reikwijdte van het uitschuiven?"
"Ach, dat valt wel mee. Het is in elk geval toereikend."
"Is het toereikend?"
"Ja. Doorgaans wel."
"Doorgaans... Nu ja, als ù het zegt."

4.3.08

Gesteenten



Zij kwam ineens uit de portiek:
"Waarom achtervolgt u mij?"
"Achtervolgen? Ik? U?"
"Ja, eerst in die taxi? Dan op de bus?"
"U hebt gelijk. Ik achtervolg u."
"Maar waarom?"
"Omdat ik uw kloof wil zien."
"M-mijn kloof...? U hebt wel lef zeg!! En hoe dacht u dat aan te pakken?"
"Met geweld."
"Met geweld? Waarom vraagt u het niet gewoon?"
"Dat kwam niet bij me op."
Zij leek iets te overwegen:
"Weet u wat, ik zal erover nadenken. Misschien toon ik u mijn kloof wel. Laten wij hier volgende week afspreken. Dan zal ik beslist hebben."
"Afgesproken."
De volgende week ben ik niet meer gegaan. Ik ben mij voor gesteenten gaan interesseren.

3.3.08

Het belang van weerberichten



Het krieken van de dag begon achter mijn rechteroor.
Bijna tegelijkertijd voelde ik het elders gloren.
"Kijk het eens gloren," zei ik tegen mijn vrouw.
"Inderdaad, het gloort krachtig en gloedvol. De ene dag is echt de andere niet!”

2.3.08

Moeite



Ik was jong en uiteraard behept met tal van driften. Ja hoor, ik was een zoekende, dat zag u juist. Het ging mij om het hogere èn het lagere. Minuten, wat bral ik, UREN heb ik gezocht naar die ene, maar ik vond haar niet. Een die nimmer kermt binnen hoorafstand, maar zich gewoon verstrekt. Ik heb het dan maar zo gelaten. Zonder de onbekende te bekennen. Dat gaat ook.

Nu, vele jaren later gaat het mij nog altijd goed. Zonder hoog of laag of enig kermen en bekennen.

Waarom doet een mens eigenlijk al die moeite, vraag ik mij soms af?

1.3.08

Het geheim van het Zilvermeer



Men roeit, men zwaait vrolijk naar bekenden op de oever, men geniet van de wind en de geur van het meer. Dat is normaal.

Zo is roeien. Veel meer valt daar niet over te zeggen.

Tot ineens het onvoorstelbare gebeurt en de waterspiegel plots en drastisch daalt. Dan hangen ze daar, de roeiers. Geen boot is daarop voorzien!

Het Zilvermeer: alles behalve vanzelfsprekend.