31.5.08

Lulkoek



"Ik? Heb ik iets tegen eenzame mensen? Hoe kom je daarbij? Sommige van mijn beste vrienden zijn eenzaam! Zelfs ik ben soms eenzaam! Wat denk je wel?"
"..."
"Goed dan, ik geef het toe. Ik verdraag geen eenzamen. Hun eenzaamheid laat geen ruimte voor anderen."
"..."
"Ja, ik weet het. Ik hoor dit niet te zeggen. Laat mij maar alleen."
“…”
“Lulkoek?”

30.5.08

Wilskracht



Zij kwam binnen gestoven, keek zoekend rond in de zaal en stevende dan recht op mij af om mij 200 euro te geven.

Natuurlijk liet ik niet merken hoezeer ik verrast was. Ik stak het geld rustig in het borstzakje van mijn hemd. Knikte haar vriendelijk, doch iets of wat afstandelijk, toe en ging verder met mijn maal.

Door het raam zag ik haar in een taxi stappen en verdwijnen.

Dit kon geen toeval meer zijn. Nog geen tien minuten eerder had ik vurig gewenst dat iemand mij 200 euro zou brengen, en kijk…

Precies, als je iets maar hevig genoeg wenst dan gebeurt het ook!

29.5.08

Plankjes zagen!



misschien mislukt alles wel en antwoorden de bomen niet

ben ik voor niets naar het bos gegaan
waar niets te zien is en geen ingang is

dan kom ik gewoon terug en doe weer verder met,
jawel, dank u zeggen, en vertellen hoe het was,
in het bos

maar als dat het geval is zal ik geen meelij tonen
en met plezier mijn plankjes zagen!

28.5.08

Jan en Ingrid: Jan is grappig



“En Jan, heb je nog een brood gevonden?”
“Ja hoor, in de vuilnisbak van de buren.”
“WOEHAHAHA… , ik zal het nog eens besterven. Waar haal je het vandaan?”
“Ach, ik verzin ze op het werk.”

De verdwijning van Antoine de Saint-Exupéry



“Waar blijft Antoine eigenlijk?”
“Ik vraag het mij ook af.”
“Er zal toch niets ergs met hem zijn gebeurd?”
“Laten we hopen van niet!”
“Ja, je hoort zo vaak dat mensen zomaar verdwijnen.”
“Zwijg, ik moet er niet aan denken.”

27.5.08

Heden de waarheid



"Nu willen wij het weten," besloten zij en ze kwamen om de waarheid.
"Nu willen wij de waarheid, en gauw," riep de dapperste.
"Nu? De volledige waarheid?"
"Ja." Zij rilden van opwinding over wat komen zou.
"Goed dan. Jullie hebben er zelf om gevraagd."
Ik groef de waarheid weer op en vertelde hen alles.
De volledige waarheid.
De vork en de steel.
Zelfs over de klepel lichtte ik hen in.
"Is dat alles?" vroeg de argwanendste.
""Ja hoor. Meer zou gelogen zijn," maar voor alle zekerheid vertelde ik ook maar van naaldje en draadje.
Met heel wat stof tot nadenken keerden zij terug naar hun huizen en hun beroep.

Zij spreken er nog dikwijls over, over de dag dat ze de waarheid durfden vragen.

26.5.08

Het geschenk



Omdat ik een dankbaar man ben schonk ik hem mijn vrouw.
Gracieus nam hij haar in ontvangst.

"U bent nu toch niet ontriefd?"
"Neen hoor. Geenszins."

Maar wat ik niet had voorzien gebeurde: ik miste haar. Steeds meer.
Al vlug verzon ik de ene reden na de andere om bij hem op bezoek te kunnen gaan en op die manier, al was het maar in een glimp, mijn vrouw te zien.
Zij paste, vond ik toch, wonderwel in zijn interieur, en de karweien die zij uitvoerde vond hij heel nuttig.

"Een echt originèèl geschenk," liet hij nooit na te zeggen, "Zelden zoiets nuttigs gekregen!"

Tot ik op een dag weer bij hem langsging en mijn vrouw nergens te bespeuren viel.

"Heb je ze niet meer?"
"Neen," gaf hij toe met schuldige stem.

Nu bent u waarschijnlijk benieuwd naar de weerslag van dit alles op mijn gemoed?

Wel ja, ik voel mij toch iets of wat bedrogen.

24.5.08

Ik ben een goed man!



Er kwam een spichtig en, onder ons gezegd en gezwegen, spuuglelijk vrouwtje binnen in de Häagen-Dasz waar ik regelmatig mijn werkuren verspijbel. Hoewel er plaats genoeg was vroeg zij of zij bij mij aan tafel mocht zitten. Vooruit dan maar.

"Mag ik u op de man af iets vragen," piepte haar stemmetje opnieuw.
"Zeker," antwoordde ik met enige weerzin, want ik beeldde mij plots in dat zij ook al niet te fris rook.
"Zou u van mij kunnen houden?"
Het kwam aan als een vuistslag in mijn maag.
"Van u houden? Ach, waarom niet."
"Echt waar? Ik ben toch spichtig en spuuglelijk?"
"Ach, dat is maar hoe u het bekijkt."
"U bekijkt het zo niet?"
"U lijkt mij heel spontaan en kunstzinnig."
Hoe ik op dat laatste kwam weet ik niet.
"Kunstzinnig?" peinsde zij, "U bent de eerste man die mij zo beschrijft."
"U moet trots zijn op uw talent."
"Maar ik ben lelijk en soms heb ik het gevoel dat men denkt dat ik stink."
"U? Stinken? Hoe komt u daarbij?"
"Omdat de jongens van de school soms hun neus dichtknijpen als ze mij voorbijfietsen."
"Ach, schoolgaande jeugd, u weet hoe ze zijn."
Zij knikte. Het leek of zij zou gaan wenen.
"Sorry, ik moet gaan. Ik heb het nog heel druk," zei ik en ik stond op om aan de kassa te gaan afrekenen. Ik kon plots niet snel genoeg weg zijn.
"U lijkt mij een goed man," zei zij stil, als afscheid, "die niet afgaat op het uiterlijke, en die nog tijd heeft voor mensen."

23.5.08

Dit



“Blogbaas, er is hier een lezer voor jou.”
“Een lezer, nu? Net nu ik niet weet wat schrijven. ”
“Los het zelf maar op. Jij bent de schrijver.”
“Neen, stuur hem weg. Het is me wat, al die lezers. Op de meest onmogelijke uren.”
“Maar ik kan hem toch niet zomaar wegsturen, met niets?”
“Niets? En dit dan?”

22.5.08

Nu



Ik liep als een gek.
"En? Waarom zo'n haast?"
"Ja, ik ga iemand aanraken, eindelijk, ik voel het, maar ik moet me haasten!"
"Nou nou."
Meewarig keken ze mij na.
Ze doen maar, ik ga toch maar iemand aanraken. Zo direct.
Die zal opkijken!

21.5.08

De nabije toekomst



Er stond een vrouw aan de overkant van de straat, ingespannen naar ons huis te kijken.
"Hé, daar drentelt een vrouw! Wat krijgen we nu?" dacht ik nog. Ineens, alsof het een zware beslissing was, kwam zij het tuinpad opgelopen.
"Meneer, het schijnt dat men de nabije toekomst in uw ogen kan lezen..."
Haar stem verried de schade die haar door het leven was toegebracht.
"Ja. Dat klopt."
"Zou ik dan even in uw ogen mogen kijken? Er is een man die..."
"Natuurlijk..."
Op het moment dat ik mijn zonnebril afnam om haar in staat te stellen de nabije toekomst beter te zien kwam er een auto aangereden die pal voor ons huis stopte, zijn motor liet draaien en kort toeterde.
De vrouw wierp een snelle blik in mijn ogen, keerde om en stapte in de wagen, die er met gierende banden vandoor ging.
Ik vraag mij af wat zij heeft gezien, zo snel, in mijn ogen.

20.5.08

De vereniging van nuttige mensen


De vereniging van nuttige mensen besteedt deze dagen merkwaardig veel aandacht aan het Eurovisie Songfestival.

19.5.08

"UPC, wij doen mee!"



"Vaart wel Professor!"
"Behouden reis!"
"We zijn trots op jou!"
"Dank je voor alles!"

Riepen ze van achter de balustrades terwijl ik over het tarmac naar de raket liep. Ik wuifde naar hen en genoot van mijn laatste momenten zonlicht op deze planeet.

Wie weet hoe lang het duurt voor ik eindelijk weer op aarde ben?

Het waren uiteraard vooral de vrouwen, die het hier in alle opzichten voor het zeggen hebben, die mij met spijt zagen vertrekken. De mannen, tweederangsburgers, waren duidelijk minder bezwaard en een klein aantal onder hen heeft mij dat ook duidelijk gezegd, niettegenstaande het evident is dat ik nooit zal terugkomen:

"Voor ons part ontploft je raket zodra je buiten de dampkring komt."

Dat was duidelijke taal. Subversief zelfs, indien het een vrouw ter ore zou komen.

Ik ben geen professor. Zij noemden mij zo omdat ik het eerste "ruimtewezen" ben dat hun planeet aandeed en hen, in cultureel opzicht, een aantal zaken leerde kennen waar zij anders waarschijnlijk nooit zelf op zouden zijn gekomen. Ik noem maar wat, in de muziek : de cello suites van Bach en, in de architectuur : de "Vlaamse koterijstijl". Of ook nog blogliteratuur zoals "To blog or not to blog", "Zapnimf" en "Didi de Paris!".

Kortom, ik toonde en leerde hen dat Utilitarisme èn Plezier en Comfort wel degelijk kunnen samengaan. Wat resulteerde in de educatieve slogan: "UPC, wij doen mee!"

Drie jaar verbleef ik bij hen en ik heb uiteraard begrip voor de mannen, vooral voor de ouderen, en hoe die zich voelen. Afgepeigerd. Doodmoe!

Het was nooit mijn bedoeling om ingrijpend tussen te komen in hun leefcultuur, maar toch, nadat mijn exemplaar van de Kamasutra door hun Ministerie van Volksgezondheid op miljoenen exemplaren werd verveelvuldigd en gratis opgestuurd naar iedereen die er om vroeg (en dat deden zij allemaal na het eerdere succes van Eschers' "Grafiek en tekenen"), ontstonden er weer lees- en praktijkgroepen die alle tips en standjes uitprobeerden, commentarieerden en rangschikten volgens UPC criteria die door hun centrale overheden daarna, al dan niet als van nationaal nut, geplebisciteerd werden. Toen ik doorhad hoe zwak, vooral lichamelijk, het mannelijk geslacht hier is, was het te laat om in te grijpen: de vrouwen hadden er zoveel schik in gekregen dat ik met de beste wil van de wereld (hier figuurlijk bedoeld) geen politieke coalitie meer op de been kreeg om de studie van de Kamasutra tot min of meer theoretische bespiegelingen te laten herleiden. De gevolgen waren catastrofaal: huishoudelijke taken werden niet meer uitgevoerd, de opvoeding van de kinderen begon te slabakken, een groeiende kloof tussen politiek en burger, toenemend gebruik van pepmiddelen, enz. Na twee jaar was het mannelijk deel van de bevolking de uitputting nabij. De meest voorkomende reden van zelfmoord blijkt nu excessieve verplichting tot studie van de Kamasutra te zijn Ik troost mij slechts met de gedachte dat ik hen niet leerde voetballen! Dat noodlot is hen bespaard omdat ik de buitenspelregel niet goed begrijp.

Maar goed, de helft van de bevolking droeg mij toch op handen! Een compleet échec is het dus niet. En ik heb genoeg nieuwe informatie verworven waarmee we ook op aarde ons voordeel kunnen doen!

18.5.08

Jan en Ingrid



"Zeg Ingrid, heb jij ook niet de indruk dat in koppels, over het algemeen dan, de man langer goed blijft dan de vrouw?"
"Goed voor wat Jan?"

17.5.08

Ommekeer



Toen Ewout op zekere dag een eenvormigheidattest vond was hij van twee dingen zeker: alle eerdere dagen van zijn leven waren onzeker geweest en de wagen bij wie dit eenvormigheidattest hoorde was een behoorlijk gehomologeerd voertuig dat zich op dit ogenblik echter in kennelijke staat van illegaliteit bevond vermits het niet langer vergezeld was van het desbetreffende eenvormigheidattest. Ewout prees zichzelf gelukkig met zoveel zekerheden ineens in zijn bestaan. Er zijn mensen die het met veel minder moeten doen, besefte hij en daarom besloot hij, als een daad van menslievendheid, het eenvormigheidattest weg te schenken aan een ex-lotgenoot.
Instinctief voelde Ewouts vrouw de ommekeer.

15.5.08

Het geluk is nabij



Lang geleden is zij over de muur gekropen en is zij meegegaan met bronstige mannen. Ik ben dat nooit vergeten. Het feit dat die roekeloosheid haar al vlug zuur is opgebroken meld ik zonder rancune. Ieder mens betaalt zijn eigen tol, nietwaar? Zij heeft zich later toch maar aan onze normen en waarden onderworpen en alles is daardoor nog goed gekomen. Jazeker, bij ons is iedereen die over wat gezond verstand beschikt en niet àlles wil vanzelf gelukkig!

Zo gaat dat bij ons. Daar waken wij over.

(voor Pebo)

14.5.08

Wij zijn in goede handen



Van zweet doordrenkt en halfgek gebeten door insecten en bloedzuigers sloop ik naderbij. Het stonk naar kamelenuitwerpselen en de weeë geur van overrijpe lychees. Het zweemde ook naar rottende walvis.

Een lemen optrekje in het midden van de open plek was waar ik moest zijn. Het leek wel een eeuwigheid te duren alvorens de wachtpost zich, om aan een natuurlijke behoefte te voldoen, strategisch terugtrok in de schaduwen van het lover aan de rand van de rimboe. Ook die geur was onmiskenbaar, maar stelde mij wel gerust: hij zou de eerste tien minuten niet terugkomen. Ik overschouwde het kampement nog eens goed en snelde toen voorover gebukt naar het centrale gebouwtje. Tersluiks merkte ik links het voorraadschuurtje gevuld met selecte bieren en andere gestolen etenswaren.

Binnen voltrok zich een geanimeerd gesprek:

"Ik zeg je dat het onverwijld moet." (wezen1)
"Onverwijld, onverwijld... jij hebt makkelijk spreken." (wezen2)
"En die splitsing dan?" (wezen3)
"Eerst vette vissen." (wezen4)
"Ik zit nog liever op een konijn! Waar blijven wij dan met de belangrijke dossiers?"(wezen2)
"Inderdaad, sereniteit, dat moeten we hebben."(wezen3)
"Waar vinden we dat in dit godvergeten gat?" (wezen5)
"Olala, hij zegt ook eens iets." (wezen1)
"Toch is de opmerking pertinent!" (wezen2)

Ik stond paf! De voltallige top was hier aanwezig!

Plots werd ik vanachter vastgegrepen door minstens vijf armen en toen gebeurden er heerlijke dingen met mij! Neem het van mij aan: wij zijn in goede handen!

13.5.08

De zwaan

"Nu ontmoet ik u alweer."
"Jazeker."
De vrouw en de man ontmoetten elkaar in het park bij de zwanen.
"Ik wilde alleen nog zeggen dat ik mij zo veilig voel als u er bent."
"Ja? Nou, wel, dat voel ik eigenlijk ook."
"O ja?! Maar ik ben tegelijkertijd oeverloos verliefd op u en dàt, meen ik, is niet wederzijds."
"N..neen, dàt niet."
Toen namen ze afscheid van elkaar. De een al wat wanhopiger dan de ander.

12.5.08

Voor het mansvolk


Het leek wel of er in de verte een vrouw haar billen zomaar onbeschroomd ontblootte. Holala, Zomaar zichtbaar voor het mansvolk!

"Is het blote billendag?"
"Pardon?"
"Of het blote billendag is vandaag? Ik zie daar in de verte iemand onbeschroomd haar billen tonen."
"Jij met je blote billen altijd."

11.5.08

Van de oude absurdist en zijn leerjongen



Om een absurde held te worden trok een jonge stedeling in de leer bij een oude absurdist.

"Maar Meester, elke dag opstaan om kwart voor zeven, ons wassen en aankleden, ontbijten, werken tot twaalf uur, middagmaal, dan weer doorwerken tot zes uur. Zaterdag en zondag boodschappen doen en uitrusten, en dat dag in dag uit, altijd weer dezelfde sleur. Wij lijken wel gewone mensen, dat is toch al te absurd!"
"Jongen, jou kan ik blijkbaar niets meer leren."

10.5.08

Van de vrouw die dacht dat zij een wijfjesneushoorn was

Ik was gehaast want ik was uitgenodigd door de mooiste vrouw die ik ken en ik wist dat haar man niet huis was.
"Nu mijn man er niet is kunnen wij vrijuit praten," stak zij onmiddellijk van wal.
Die laat er ook geen gras over groeien, dacht ik nog.
"Praten? Waarover dan?"
Op een gesprek was ik niet voorbereid.
"Over uw vrouw. Mijn man heeft het mij weliswaar verboden, maar ik vind dat u het moet weten."
"Over mijn vrouw? Wat is er dan met mijn vrouw?"
"Uw vrouw stinkt!"
"Pardon? Stinkt mijn vrouw? Daar ben ik mij niet van bewust."
"Toch is het zo. Kunt u daar niets aan doen?"
Ineens begreep ik dat de geruchten die over haar, over mijn gastvrouw bedoel ik, de ronde doen, waar zijn en ik werd voorzichtig.
"Wat kan ik eraan doen? Ik heb alles al geprobeerd."
"Hebt u haar al eens gewassen? Van kop tot teen?"
"Neen, dat wil zeggen, ik heb ook dat al wel geprobeerd, maar zij verweert zich als een leeuwin. Er zijn lichaamsdelen die ik met de beste wil van de wereld niet gewassen krijg."
"Als een leeuwin, zegt u? Dan zit er niets anders op dan dat ik u help."
"Mij helpen? U? Hoe dan?"
"U nodigt mij uit. Morgen. Laat het bad tegen elf uur vollopen en leg schone handdoeken klaar."
"Maar wat bent u dan van plan?"
"Heel eenvoudig. Als wijfjesneushoorn ga ik bovenop haar zitten zodat zij niet meer kan bewegen, maar de rest laat ik aan u over, het is uiteindelijk ùw vrouw niet waar?"
Ik bekeek haar van kop tot teen en besefte dat, in haar optiek, dit plan inderdaad kans op slagen had.

9.5.08

Taal



Ik was op weg naar huis nadat ik net een nieuwe taal had geleerd.
"Spreekt u een nieuwe taal?" vroeg een klein meisje met ontzag.
"Gloednieuw," antwoordde ik trots, "ik heb ze zopas geleerd."
"U hebt zeker heel veel te zeggen." merkte zij pienter op.
Toen ik daar even diep over nadacht besefte ik tot mijn grote verbazing dat ik in feite niet zoveel te zeggen heb. Bitter weinig zelfs.
Ik voelde mij bedrogen en liep terug naar waar ik mijn nieuwe taal geleerd had. Dit was op zijn minst een aspect waarop men mij had kunnen op wijzen!
De professor keek mij vorsend aan:
"Maar luisteren dan? Hebt u dat al overwogen?"

8.5.08

De haperende mannen



Ik werd aangesproken op straat.
"Bent u een haperende man?"
"Ja, waarschijnlijk wel."
"Waarom waarschijnlijk?"
Ik wilde doorlopen, maar hij kwam voor mij staan.
"Ik haper wel," zei hij en ja ik zag warempel een van zijn neusvleugels trillen, "ik ben ook een haperende man. Altijd wanneer ik mezelf denk te zijn haper ik, maar niemand merkt het op."
Ik had het dus wel opgemerkt, maar wist niet wat te zeggen. Mijn manier van haperen.
Geïrriteerd wurmde ik mij voorbij hem en maakte mij haastig uit de voeten.
Wie ons heeft gezien zal bij mij geen hapering hebben vastgesteld.

5.5.08

Krakatau



"Luister, ik kan ook het borrelen van de Etna nabootsen!"
"Gut ja! Hoe doe je dat? En de Krakatau, zou dat lukken?"
"Neen, daar komt te veel gas bij kijken."

Een bescheiden godheid?



De heer Jezus beseft dat Hij het niet meer in de hand heeft en is nog eens te rade gekomen.
Ten langen leste!
"Ik begrijp het echt niet. Eeuwen lang is alles goed gegaan en nu zit ineens alles muurvast."
"Muurvast? Alles valt uiteen bedoelt u."
"Ja. Zie je wel, zelfs mijn eigen woordenschat beheers ik niet meer."
"Wat verwacht U eigenlijk van mij?"
Omdat ik geen aanstalten maakte om hem binnen te laten (ik had net bezoek van mijn nieuwe buurvrouw), trok Hij mij verder naar buiten en legde zijn arm om mijn schouders.
"Kijk, ik ben een monotheïstische godheid. Ik bestier het heelal en alles wat ik heb geschapen."
"Ja en?" Tot zover vertelde Hij mij niks nieuws.
"Spreek niet zo geringschattend. Mijn bedoelingen zijn goed. Alleen, de zin van alles wat ik voor ogen had lijkt op de een of andere manier teloorgegaan."
"Hebt U mij nog lang nodig? De voorbijgangers zullen ons maar een vreemd koppel vinden." Ik hoopte dat Hij zou ophoepelen, want ik had nog andere plannen.
"Maak je niet ongerust, zij kunnen ons niet zien, daar zorg ik wel voor. Kan je mij echt geen raad geven?" vroeg Hij haast smekend.
"Ik heb steeds geloofd dat U de raadgever was, de Gids voor elk moment," antwoordde ik, "dat wie tot U bidt verhoort en verlost wordt. Als hij uw naam maar niet ijdel gebruikt."
"Neen hoor, dat zijn bakerpraatjes. Dat soort intenties en woorden heeft men mij wel eeuwenlang toegedicht, en ik heb het mij laten welgevallen, dat geef ik toe, maar... Ja! Je hebt gelijk, misschien is het daar wel misgelopen!?"
"Precies, dat zou best eens kunnen, misschien moet U het voortaan maar eens proberen als eerder bescheiden godheid. Dat zou iets nieuws zijn. Daar houden de mensen van. Misschien komt U zelfs op de televisie."
Ik bleek tegenwoordiger van geest dan doorgaans het geval is.
Plots kwam er iets meer helderheid in de vermoeide ogen waarmee Hij mij aankeek.
"Meen je dat? Wel, dan ga ik maar, dit moet ik met mijn Vader overleggen," zei Hij.
"Nog een goede raad: wees op je hoede voor de vragen van die vrouw, die daar binnen op je wacht."
"Welke vragen? Wat bedoelt U?"
"Vooral de niet hypothetische."
Toen verzwond Hij voor mijn ogen.

"Jan," vroeg de buurvrouw, toen ik weer binnenkwam,
"Heb jij tepels?"

Neen, mijn buurvrouw is niet religieus aangelegd.

4.5.08

Jan en Ingrid en de buurvrouw



"Kijk Jan. Daar heb je onze nieuwe buurvrouw in haar tuin."
"Goh, wat is ze knap. Zij lijkt mij ook heel sportief!"
"Zullen wij haar gaan begroeten als de afwas gedaan is?"
"Ja, ik zal alvast gaan. Dan leert ze mij al kennen als een dynamisch en vriendelijk man."
"Het lijkt mij beter dat we samen gaan Jan. Het is per slot van rekening met mij dat zij het meest te maken zal hebben."
"Denk je?"
"Ja hoor, dat weet ik wel zeker!"

3.5.08

Naar het strand



Gezellig bij elkaar.
Vol van warme gedachten over wat er komen kon.

En maar dènken!

1.5.08

De laatste gnossienne



Aan de horizon verdwijnt de laatste gnossiene.

"Was dat een gnossienne?"
"Waarover heb je het?"
"Of dat de laatste gnossienne was die ginds achter de horizon verdween."
"Jij met je gnossienes altijd, gedraag je toch eens normaal."