31.12.11

De sluitingsuren van de uurwerkmaker

Op een dag bedacht de uurwerkmaker dat hij de gebreken van zijn vrouw daadwerkelijk kon verbeteren.
Daarvoor moest hij eerst jarenlang gouden en zilveren radertjes, schroefjes, springveertjes en ander nuttig gerief bijeensparen. En ook twee slingergewichten. Dat zou hij allemaal volgens een uniek plan, dat hij volkomen in zijn hoofd had uitgewerkt, stapsgewijs en heel secuur, lichaamsdeel per lichaamsdeel bij haar inbouwen, ter vervanging van alle organen die maakten dat zij, na verloop van tijd, en hoe dan ook sneller dan hij had gedacht, was verworden tot een wezen dat hij net zo goed liever nooit had gekend. Het werk nam maanden in beslag, maar uiteindelijk slaagde hij er in om het volledig interne van zijn vrouw om te zetten in een volmaakt, soepel en licht draaiend mechanisme. Altijd stipt en nooit opdringerig. Er scheelde alleen iets aan haar evenwicht en nog enkele kleinere euvels, omwille van de balancering van de gewichten, maar zij verbood hem ten stelligste om dat te herstellen omdat zij die kleine onregelmatigheden nu net zo menselijk vond. Dat is de reden waarom de uurwerkmaker sinds jaar en dag tweemaal daags zijn winkel sluit en tijd maakt voor zijn verder perfecte vrouw. Om de gewichten recht te hangen.

29.12.11

Nooit opgebelde



Daar loopt een nog nooit opgebelde. Er zijn er maar hèèl weinig. De kans dat u er een bent acht ik trouwens nihil.
Een mens vraagt zich af in wat voor omgeving zulke mensen leven. En wat zij denken. Maar vooral hoe zij er toe komen!
In welke huizen wonen zij?
Houden zij schapen?
Communiceren zij dan met dolfijnen?
Eten zij met smaak of louter functioneel?
Hun manier van voortplanten kan toch niet fundamenteel verschillen met die van u?
Misschien doen zij het geruster?
Hoe zijn zij aanspreekbaar?
Zomaar? Op de man af?
Appreciëren zij de U of Jij vorm.
Leren zij nog mensen kennen of teren zij op oude netwerken?
Of rekenen zij op argeloze opmerkzamen zoals ik, die hen herkent, en dan volgt?
En spreken zij mij dan aan, op een plaats en een moment van hùn keuze en ik er dus niet mee weg kom en wel moet vertellen wie ik ècht ben?

28.12.11

Mama


"Is zij niet wonderschoon?"
"Ja vader."
"En voortaan zeg je dus Mama!"

Nu hij weg is kunnen we het zeggen

Uit de lucht, uit de hemel probeerde men ons wijs te maken, kwam iemand naar beneden geklommen om goede daden te verrichten en lief te hebben. Dat verbaasde ons, want het leek ons een onnodig gecompliceerd maken van dit soort activiteiten. Ons was steeds gezegd dat wij zèlf goed moesten doen en liefhebben. Nu werd ons dit uit handen genomen vanuit een totaal onverwachte hoek.

Wij hebben lang nagedacht over het waarom van deze gang van zaken.
Later, veel later, toen wij een en ander als normaal waren gaan beschouwen, werd ons gezegd dat wij te veel hebben gepiekerd en hem met andere ogen moesten bekijken. Dat hebben wij oprecht geprobeerd. Maar veel wijzer, of een plots inzicht kregen wij ook nu niet. Wij gaven het uiteindelijk volledig op. Het maakt ook niet uit. Veel hebben zijn activiteiten ook niet uitgehaald. En hij is intussen ook niet meer onder ons.

27.12.11

Dit gaat over u!



Men is afgunstig, men is jaloers.
Maar hij laat zich daar niet door uit zijn evenwicht brengen.
Hij blijft zijn wellustige gangetje gaan, vaak pervers zelfs, gewoon omdat hij daar zin in heeft. En hij heeft daar nogal vaak zin in, dat kan ik u wel zeggen. Ik ken hem goed.
Maar wat doet hij dan eigenlijk, kan u zich afvragen, want zulke mensen die zo hun eigen gangetje gaan roepen vragen op.
Hij volgt zijn instincten en zijn gevoelens. Meer niet.
Is dat niet wat eenvoudig zie ik u nu denken, waarschijnlijk wel, maar anderzijds, u zou het ook kunnen, maar u laat het afweten!

26.12.11

Gerespecteerd!



"Jongens!"

riep de ouwe ons tot de orde,

"Dit oogt allemaal wel mooi op papier, en jullie zullen er vast veel werk mee hebben gehad, maar jullie beseffen toch wel dat we dan belasting zullen moeten betalen!"

Ineens begrepen wij weer waarom hij zo gerespecteerd werd!

Een aforisme van oom Floris



Doe voort en zie niet om, kon wel eens een aanmaning zijn van hen die achteraan lopen te niksen.

De vergetelheid



Een van de belangrijkste nog niet ontdekte gebieden is de vergetelheid, en ja, u raadt het: Ik weet waar haar te zoeken.
Niet zomaar achter ons in het verleden, wat de meesten altijd denken, want alle geschiedenisboeken staan vol met feiten die juist niet in de vergetelheid zijn beland.

Neen, de vergetelheid bevindt zich OPZIJ van ons!

Tot deze conclusie ben in gekomen door eens in de geschiedenis na te gaan welke figuren een stap OPZIJ hebben gezet: en jawel, hier vond ik 97% correlatie met namen die in de vergetelheid zijn geraakt.

Morgen, dank zij subsidies van het NFWO zet ik dan ook een stap opzij, met de bedoeling evenwel om terug te keren met tal van getuigenissen van uit de vergetelheid. Dat wordt een dubbele primeur!

Tenzij het daar beter is dan hier natuurlijk. Daar hou ik terdege rekening mee.

25.12.11

Onbevestigd voorval

We zagen hem ineens. Rustig zwemmend boven de wolken met zijn zwembril en een harpoen.
Ik kon mij natuurlijk niet inhouden en schreeuwde het uit:
„IK ZIE JE WEL HOOR !!!!”
Mijn gezelschap keek wat bedremmeld de andere kant op, ze kenden mijn impulsiviteit.
„O,” zei God, „Ik dacht dat het nu wel veilig zou zijn, dat niemand mij nog zou kennen.”
„Ik zag je zwembril ineens blinken, maar dacht eerst dat het een vliegtuig was, maar dan… die harpoen.”
„Shhtt… roep het nu niet te luid.”
„Wat doe je daar eigenlijk?”
„Luchtzwemmen natuurlijk, en ik dacht, nu ik hier toch ben nog een kijkje nemen.”
„En?”
„‚’t Is wat het is natuurlijk. Meer mocht ik niet verwachten.”
En zo zwemt God in mijn gedachten.

(De anderen in mijn gezelschap zijn dit voorval blijkbaar vergeten en zullen het bovenstaande niet bevestigen.)

24.12.11

Het stramien

„Zo? Je wilt het stramien kennen? Goed, dit is het,” zei hij, uit een wolk leunend, en in die houding legde hij het mij uit. Ik had het zelf kunnen bedenken. Uiteraard. Het past geheel bij mijn opvoeding.

„… en als iedereen zich daar aan houdt komen we met zijn allen een hele stap verder.”

Zelf vond ik het allemaal nogal naïef, ook omdat hij zich meerekende bij de allen. Dacht hij echt dat iedereen zo maar mee in de pas zou lopen en enthousiast de zaak steunen? Hij moest toch hebben gezien hoe het met zijn vorige pogingen is afgelopen?

„Ja, het klopt als een bus. En het mooie is dat iedereen er beter van wordt! Logisch, want ik bouw voort op de wil van alle mensen om het goed te hebben.”
„En u weet zeker dat het deze keer lukt? Zonder ongelukken?”
„Uiteraard! Ook jullie leren toch wel van het verleden, dacht ik?”
„Het lijkt mij nogal goedertieren.”
„Goedertieren?”
„Ja.”
„Wat had je dan verwacht? Wil je bloed uit alle lichaamsholten?”

In sommige gevallen wel, maar niet als totaaloplossing, besefte ik.

Maar het stramien overtuigde mij toch ook niet.

23.12.11

Rambo



Het bleef Rambo een mysterie hoe baasje er telkens in slaagde de weg naar huis terug te vinden, als mens bezat hij toch geen erg hoog ontwikkeld reukorgaan en het kon hem toch niet om bazinnetje te doen zijn?

Jan inspireert!



"Maar Jan, op één of andere manier is het toch... wel, het lijkt wel dat ik met elke stap in de goede richting zoals jij dat noemt, verder van huis geraak!"
"Maar néén Ingrid, je begrijpt het weer niet!"

Het werk van de duivel

Wij hebben allemaal grote zonden op ons geweten, en het was wachten op de duivel.
Die uiteindelijk ook kwam aangekuierd.
Met zijn aangepaste behandelingen.
Eerst dachten wij dat hij een en ander niet precies inschatte, maar dat dachten wij verkeerd.
Hij neemt er gewoon zijn tijd voor.
Ieder van ons kreeg duidelijke instructies.
Wat dat inhoudt?
Hij observeerde ons en kreeg inzicht in hoe wij onszelf telkens weer weten te kwetsen.
Hij vroeg ons gewoon om op dat punt verder te werken.
Daarna vertrok hij, want hij heeft ook nog wel wat anders te doen.
Maar hij komt terug, verzekerde hij ons, en zal ons dan op een meer individuele manier benaderen.
Nu, voor het ogenblik, doen wij het dus zonder hem.
Op die manier is het natuurlijk best mogelijk dat wij, of toch sommigen van ons, zijn instructies te ernstig nemen en hier veel zwaarder aan tillen dan nodig. Dat risico is zelfs reëel.
Maar hij komt terug, dat staat vast.

22.12.11

Het hoofd

Het spreekt vanzelf dat het hoofd een naam heeft. Een moeilijke, betekenisvolle, zelfs bezwerende naam, die evenwel nooit uitgesproken wordt. Dat is een van de regels omtrent het hoofd.

Het hoofd heeft zich ooit ontpopt tot een orakel. Elke keer iemand het een bijzonder probleem kwam voorleggen sprak het zich daar over uit. In volkomen begrijpelijke termen. Spijtig genoeg altijd precies naast de kwestie en doorspekt met platitudes.

De uitspraken van het hoofd werden allemaal ter plekke genoteerd en nadien nauwkeurig geboekstaafd.
"Geboekstaafd?"
"Ja, in negenenzestig boekdelen."
"Negenenzestig boekdelen!?"
Men is het er over eens dat het hoofd enorm zijn best heeft gedaan. Het volgde diverse diëten met waarschijnlijk invloed op zijn denkvermogen. In de loop der jaren minderden de platitudes en namen de enormiteiten toe.

Zo is het hoofd oud geworden.
Te oud om zijn maatschappelijke rol te blijven vervullen. En het volk raakte natuurlijk ook afgeleid door evenwaardige alternatieven.
Nu bedenkt of zegt het weinig tot niets meer. Het wijst zijn rol als orakel zelfs af. Toch, telkens het uit deze of gene richting iets hoort waaien, denkt het met tevredenheid terug aan vroeger en hoe de dingen toen waren. Uiterst voorspoedig.

U merkt het, al bij al heeft het hoofd het er goed van afgebracht, gezien zijn lichamelijke aanleg en geestelijke talenten.

21.12.11

Het nooit gevoerde gesprek



"Ja schat, en toen vroeg ik opslag."

Interstellair gepropulseerden



Personages die luid stinkende en gierend knallende winden laten, ontstijgen de zwaartekracht niet. Althans niet op onze planeet.
Misschien wel op een andere, en is het op die manier dat zij bij ons terechtkomen en bezit nemen van ons heel vertrouwde mensen. Want het is toch opvallend dat het fenomeen zich vooral in vertrouwde omgeving voordoet, niet? Tenzij om het werkelijk professionelen gaat, uiteraard.
Bovendien zit er blijkbaar iets in de atmosfeer op aarde die hen een nieuw vertrek onmogelijk maakt.
Het zou anders wel weer de elegantste manier van verdwijnen zijn. Zij zitten hier anders toch maar gevangen in onze kluwens van beleefdheidsregels en conventies, van ons savoir vivre. Regels die nog eens van streek tot streek verschillen. Ga er maar aanstaan als interstellair gepropulseerde.

20.12.11

238 op de kop af

Ik ben een negerteller.
Of mijn werk veel zin heeft weet ik niet, maar ik tel ze, en ik doe dat grondig.
Grondig maar discreet.
Dus vraag ik hen niet om stil te blijven staan (wat het tellen wel zou vereenvoudigen) bij deze of gene boom of struik, bij de ingang van een negercafé, of de uitgang van een park. Noch bij de aard van het weer of de onrechtvaardigheden die hun ras is aangedaan. Zeker dat laatste vraag ik niet. Zij zouden wel eens een achterbakse reden kunnen vermoeden achter de zin van mijn telwerk. En zoals ik al zei, ik weet zelf niet wat er de zin van is. Dus, waarom zou ik dan vragen stellen? Dat lokt er andere uit. Het is het resultaat dat telt. Dat SMS ik elke avond naar mijn opdrachtgever:
„238 op de kop af”.
Maak ik nu deel uit van een groter geheel?

19.12.11

Het meisje in de fluit



Telkens wanneer ik op mijn fluit blaas weerklinkt de stem van een meisje, met wijsheden om de dag door te brengen. Met die wijsheden doe ik het ook. Doorgaans met goed gevolg. Ik ben mij na verloop van tijd wel gaan afvragen waar zij die wijsheden vandaan haalt. Beslist niet uit mijn asem. Per slot van rekening zit zij toch maar in die fluit en zo veelomvattend stimulerend qua milieu zal dat toch niet zijn. Niemand kan mij helpen of een verklaring vinden. „Het ligt misschien aan je embouchure,” opperde een musicoloog, „zorg dat je die niet verliest door een lipkwetsuur of zo.” Goed, daar let ik dus voor op!
Ik hou er wel rekening mee dat het op een dag voorbij zal zijn. Dat het meisje in mijn fluit andere horizonten zoekt. Meer ervaringen zal willen opdoen. Dat is eigenlijk maar normaal niet? Of dat ik zelf een ander instrument leer bespelen, mocht ik mijn embouchure verliezen. Een man mag niet bij de pakken blijven zitten.
Maar ondertussen speel ik wel alle dagen en blijft de wijsheid komen. Ik kan het alleen maar beamen: wie een instrument beheerst krijgt daar veel voor terug!

17.12.11

Ijzeren been



Vertelde ik al dat ik een ijzeren been heb?
Als ik door de lange gang met tegels loop klinkt het hol.
Vaak maak ik a-rythmische passen om de klank nog te variëren.
Zo kwam ik op de idee dat ik op die manier gecodeerde boodschappen kan uitsturen.
Want aan de rechterkant van de gang bevinden zich cellen waarin mannen en vrouwen verblijven die (als ze even zouden nadenken) die boodschappen zouden kunnen decoderen.
Ik vraag mij af waarom zij eigenlijk nog niet gereageerd hebben.
Draagt de klank van mijn been niet ver genoeg?
Hij is nochtans helder en hoog.
Dat heeft beslist van doen met de legering van het metaal.
Zuiver ijzer is het nu ook weer niet.
Of misschien heeft niemand door dat het signalen zijn.
Of zij geloven niet in communicatie met onzichtbare wezens, wat ik voor hen toch ben!
Of stellen zij zich vragen over mijn been, het linker of het rechter?
Kan dat van belang zijn in dit geval?

16.12.11

Bijgevolg



Ik ben een bijgevolg en in die hoedanigheid strompel ik strompel overal achteraan. Op mijn pad krijg ik hoofdzakelijk te maken met voldongen feiten en zo nu en dan zelfs met een keiharde realiteit. Dat went nooit.

Zo werd ik in een wandelgang al wel eens benaderd door een voldongen feit met een knuppel.
„Ha, je komt ook nog?”
„Ja, wat wil je?” antwoordde ik afstandelijk, want ik weet waar dit doorgaans op uitdraait.
„We hebben je helemaal niet nodig hoor,” zei en zwaaide eens kwansuis met zijn knuppel.

Hij staat bij ons bekend als "het voldongen feit met de knuppel" en op zulke momenten begrijp ik helemaal waarom. Hij is misschien wel in staat tot harde feiten.

Ach…” of zoiets stamelde ik.
Hij ging languit gaan liggen over drie stoelen en liet een wind, want ik leek ineens niet meer te bestaan. Zoiets komt ook voor. Wat intimidatie zonder actie. Ik wilde voorzichtig langs hem heen glippen toen achter hem ineens een andere realiteit opdoemde. Die was gehaast , maar zei toch vriendelijk

„Dag vriend”,

op een toon die meteen duidelijk maakte dat mijn aanwezigheid niet vereist was en dat hijzelf eigenlijk al elders verwacht werd. Ik niet dan?

Zo wordt het moeilijker en moeilijker voor mij om te begrijpen welke rol ik speel in deze samenleving. Maar wees gerust, ik ga er niet van uit dat u het snapt. Ik speel mijn rol en strompel. Als u maar weet hoe ik me voel!

15.12.11

Jan en Ingrid (over later).



"... en als ik dat eens mag van jou dan beloof ik je ook dat ik nooit naar andere vrouwen zal kijken!"
"Ach Jan, dat kunnen we later toch nog eens bekijken?"

Smeulen



Dat het iets meer was dan smeulen tussen zijn vrouw en de man met een vast inkomen verraste haar echtgenoot volkomen, en het stemde hem inderdaad tot nadenken.

Betoveren



Ze zouden elkaar betoveren, maar dat was niet evident.
„Heb jij dat al eens eerder gedaan?”
„Ja, maar niet op deze manier.”
„Ik ook, niet op deze manier.”
Daarna zwegen ze.
Keken elkaar ook niet aan.
Ik geloof niet dat ze het uiteindelijk gedaan hebben.
Voor zoiets moet je gelijk oversteken en het is onherroepelijk.
Er is ook geen weg terug.
Iedereen denkt al te gemakkelijk dat hij kan toveren.
Tot het zover is.
In feite ken ik niemand die het echt kan.
Behalve wie er in gelooft natuurlijk.
Dan verandert de situatie.
Maar die noemen het anders.

14.12.11

Sprookjesfiguren



Dus u zag hoe kleine geüniformeerde dwergen, kaboutertjes, de sprookjesfiguren doodschoten?
Ja, dat heb ik gezien.
U beschreef hoe zij hen op een exercitieterrein lieten marcheren?
Ja, dat heb ik allemaal gezien en beschreven.
U spreekt hier ergens zelfs over andere methoden van uitroeiing.
Ja, bitter weinig zijn er ontkomen.
Maar waarom zouden wij u geloven? U beseft toch dat dit waanzinnig is.
En toch heb ik het gezien.
Maak u geen zorgen, wij geloven u, maar één vraag nog? Hoe kon u hier al die tijd mee leven?
Het waren maar sprookjesfiguren, bedacht ik.

13.12.11

Voorbereiding



Meestal ben ik al verliefd voor ik het eigenlijk besef.
Dan loop ik fluitend door het huis en geniet van alles wat ik zie en doe en bedenk.
Ik maak plannen en overloop alle mogelijkheden die deze nieuwe liefde voor mij ontsluiten zal.
Daar ben ik nogal laag bij de gronds in.
Let wel: dit is allemaal vòòr ik eigenlijk besef dat ik verliefd ben.
Mensen die in deze faze met mij te maken hebben herkennen mij niet en knipogen waarschijnlijk achter mijn rug naar elkaar want zo kennen zij mij niet.
Na verloop van tijd ga ik natuurlijk wel beseffen wat er met mij aan de hand is.
Dan word ik stiller, ga ik weer twijfelen en inzien dat het toch weer niks voor mij zal zijn.
Zo goed en zo kwaad mogelijk bereid ik mij dan mentaal voor op de mislukking. Gelukkig heb ik daar ervaring mee.

12.12.11

Meer niet



Natuurlijk kregen wij de kans om goede mensen te worden.
Maar dan eens zelfs.
Maar wij gingen daar niet op in.
Niet zo veel voor en toch te veel tegens, dachten wij.
Zowel bezwaren als opmerkingen.
Tevens wantrouwden wij de hardnekkigheid van het aanbod.
Van wie het kwam dus, bedoel ik.
Wij zijn niet beter dan onze voorgangers.
Ook niet slechter.
We namen gewoon het zekere voor het onzekere.
Sommigen verdenken ons in deze van ulterieure gedachten.
Maar dat is te veel eer. De precieze betekenis van dat woord en het juiste gebruik ervan ontgaat ons zelfs.
Neen, wij klampten ons gewoon vast.
Meer niet.

10.12.11

Baldor



Het moet iets atavistisch zijn, een betere verklaring heb ik er niet voor. Uit stamboomonderzoek is vroeger trouwens al gebleken (tot mijn eigen stomme verbazing dat kan ik u verzekeren, want ik ben de kleinste niet) dat ik afstam van een Scandinavische kabouterlijn. Wat dààr echter ook van weze, één ding is zeker: mijn penis is kaboutervormig geworden. Hij lijkt sprekend op een van die kabouters die Rien Poortvliet heeft bestudeerd (Die in de greppel op blz. 13. van zijn opus magnum, dit terzijde voor de kenners). Compleet met puntmuts, werkmansbroekje en laarsjes. Alleen zijn baard is nog niet volgroeid. Aanvankelijk, ik zag niet in wat er precies aan de hand was, probeerde ik het met zalfjes en kruidenpommades tegen te gaan, maar er is geen kruid tegen gewassen. Ik heb er vele geprobeerd.

Wat u nu uiteraard het meest interesseert is dat hij mijn seksleven inderdaad totaal ondersteboven heeft gegooid. Maar waar je zou denken dat ik er kwalitatief op achteruit ben gegaan, blijkt net het omgekeerde. Het gaat beter dan ooit. Mijn vrouw is helemaal in de ban van mijn penis. Ze gaat er veel vertrouwder mee om ook dan vroeger. Na ieder hoogtepunt voert zij er nu gesprekken mee, van een niveau waar ik slechts van kan dromen. Dat was vroeger wel anders! Baldor, zo noemt zij hem, en hij aanvaardt dat, is dan ook een buitengewoon welbespraakt ventje. Dat heeft allemaal veel meer belang dan ik vermoedde. Maar het is natuurlijk niet alleen dàt, hij heeft ook enorm trefzekere vingertjes. Dat zegt zij keer op keer: „Hij lijkt precies te begrijpen, néé, te voèlen, wat ik nodig hebt.”

„Je zou er iets mee moeten doen,” adviseerde een vriend die ik in vertrouwen nam, danig onder de indruk nadat hij het zaakje grondig had bekeken, niettegenstaande Baldor hem geen blik waardig gunde.”
„Iets mee doen? Wat wil je daarmee zeggen?”
„Nu ja… een soort dienstverlening. Je zou er van kunnen leven, of op zijn minst iets bijverdienen. Je hebt iets wat een ander niet heeft.”
„Ja, dat is waar.”

Overleg met mijn vrouw sloot die mogelijkheid evenwel uit. Niet dat ik haar van egoïsme beschuldig, maar haar tegenwerpingen sneden hout: we moesten denken aan de fysieke beperkingen van het mannetje, alsook aan de psychologische druk die ik er van zou ondervinden: het was onvermijdelijk dat ik in contact zou komen met vrouwen die intellectueel ver boven mezelf staan, zij zouden mijn precair persoonlijke psychisch evenwicht compleet vernietigen, want hun aandacht zou uiteraard alleen uitgaan naar wat voor hen interessant is. Er zijn niet veel mannen die daar tegen bestand zijn.

9.12.11

Soms helpt bidden



Wanneer je héél hard wenst dat iemand van de trap valt en dat dat dan ook gebeurt en hij zijn nek breekt bijvoorbeeld. Dat is typisch een geval waarin het helpt.

8.12.11

Oude aardkunde



Gondox was er voor gewaarschuwd dat het leven op aarde na je 23ste loodzwaar werd. Ach, dan stap ik er wel uit, dacht hij lange tijd. Maar dit speelde zich uiteraard af in de tijd dat men de aarde nog niet goed kende!

Sprokkelhout



„Nu ben ik alweer vergeten geld af te laten snijden.”
„Welk geld?”
„Van op mijn rug.”
„O, dat.”
„Het schiet altijd maar uit mijn gedachten dat het echt op mijn rug groeit.”
„Ja, het groeit zonder dat je er omzien naar hebt, dat zal wel de reden zijn.”
„Help je even?”
„Waarmee?”
„Met geld afsnijden natuurlijk. Hier, ik heb mijn geldmesje bij, maar zelf kan ik niet overal aan.”
„Ik zal voorzichtig zijn. Ik wil geen wortels raken, dat zou je man niet appreciëren… je gaat het hem toch niet zeggen, het is toch wat intiem, niet?”
„Trek het je niet aan. En wat op de grond valt mag je houden.”

Zo ging het dus vroeger. Heel erg lang geleden natuurlijk. Een beetje zoals met sprokkelhout. Tegenwoordig begrijpt niemand nog hoe het vroeger was. Ook de betekenis van woorden is verschoven.

7.12.11

Over thermiek



Er is eens het volgende gebeurd:
Een onverantwoordelijk iemand zei eens tegen een ander dat hij de wind door zich heen voelde waaien en dat hij daar zo weinig aan kon doen, en ook hoe hij daar steeds eenzamer van werd. Of zoiets omkeerbaar was?
De ander dacht dat zij dat wel begreep en begon te praten over de zeevogels die bezit van haar hadden genomen, de albatrossen, de jan-van-genten, en de ontelbare meeuwen en vele andere soorten die zij zelfs van naam niet kende, laat staan begreep, maar die plaats zochten om te zweven.
Misschien horen wij wel bij elkaar suggereerde de onverantwoordelijke nadat de ander uitgesproken was en in gedachten verzonken. Maar hij had heel duidelijk totaal geen verstand van de thermiek terzake en kwatongen beweren dat dit hem eigenlijk nooit heeft geïnteresseerd.
Zeker is dat heel wat vogels zijn gestorven.

6.12.11

Het streven van vader



„Hoe is het nu eigenlijk met vader?”
„Ach kinderen, hij streeft nog steeds naar een volmaakt romantisch leven, zoiets waarin de passie nooit aflaat.”
„WàààT? Hoe komt hij daar bij? Terwijl hij ons heeft!”
„Geen idee, maar je krijgt het hem niet uit zijn hoofd.”

5.12.11

Een portatieve

Dààr,
nog een portatieve.
Je beseft toch wel dat je daar héél wat werk mee hebt?
Heel wat gesleur.
Het kan natuurlijk meevallen.
Heel soms.
Wat anders ook nuttig is, is een behulpzame.
Of een eerlijke.
En zeker een aanwezige!
Maar je zal het voor jezelf moeten ondervinden.
Voor je het weet zit je in een situatie.
Ik kan je alleen maar waarschuwen:
Wil je wel een portatieve?
Denk na!

4.12.11

Ik was er ook!



Ook dit jaar was de dag van de afwezigen weer een groot succes, met maar liefst 20% méér afwezigen dan vorig jaar. Volgend jaar valt de dag bovendien samen met de dag van de elders vertoevenden. Afwachten hoe dat in goede banen wordt geleid! Wij kunnen toch op u rekenen?

3.12.11

Portatief



Portatief zijn.
U wil weten wat dat is: portatief zijn.
Portatief zijn is zichzelf opvouwen in een draagbare toestand en dan wachten.
Altijd maar wachten tot hèt gebeurt.
Theoretisch kan dat elk moment zijn, maar reken daar niet te veel op.
Portatief zijn is wachten en wachten en wachten.
Wachten op iemand die er van uitgaat, denkt of hoopt dat je inhoud hebt.
Heel af en toe komt er een mogelijke drager of draagster die, als ze bij de pinken zijn, ook vraagt wat het precies is wat zij zullen dragen.
Zorg dan voor een eerlijk antwoord.
Want wie portatief is kan weer heel snel worden neergezet.
Dan begint alles opnieuw.
Als je denkt dat je daar niet tegen kan dan vouw je je waarschijnlijk beter helemaal niet op.

2.12.11

Het alternatief



Ook ginds was het zinloos entertainment, maar evengoed stonden hun media er vol van:

„OPZAPPEN LEVENDE AARDLING GROOT SUCCES!!!”

Hij (of misschien een zij - want dat bleef uiteindelijk moeilijk vast te stellen) werd tentoongesteld op tal van intergalactische congressen en gala events. Het vrolijkte iedereen even op en het leverde stof op voor veilige gesprekken over iets anders dan over zichzelf, want meer en meer viel men ook daar ten prooi aan vreemde melancholieën, en erkende men er de steeds explicietere individuele hunker naar de dood als een sluipend maatschappelijk probleem.

Het alternatief, het ernstig nemen van poëzie bleef evenwel ook daar verboden.

1.12.11

Wat Superman vraagt



Je zal mij niet horen klagen.
Ik hoef geen medelijden.
Ik doe mijn werk.
Uiteraard wend ik daarvoor mijn superkrachten aan.
Welke dwaas zou dat niet doen?
Alleen zo bereik ik opzienbarende resultaten.
Maak u maar geen zorgen over mij.
Ik ben niet eenzaam.
Denk liever aan ùw veiligheid en geluk
en hoe ik daaraan heb bijgedragen.
Voed uw kinderen op tot deemoedige mensen.
Dan is mijn werk niet voor niets geweest
en wees dankbaar en prevel:
„Dank u wel.”