28.2.14

Misschientje en de Onmogelijkste Man



Toen kwam de dag dat ook Misschientje verliefd werd op de Onmogelijkste Man! De man in wiens bijzijn hoeden en petten verschijnen waaronder alleen maar gelukkige mensen lopen, weze het een beetje krom om niet te veel te verschillen van u of ik en ook omdat het niet gemakkelijk is om precies onder zo’n hoofddeksel te lopen natuurlijk.
„Maar denk je nu werkelijk dat ìk hier òòk gelukkig van word?” vroeg de Onmogelijkste Man aan elk nieuw lief, „Iedereen die het geluk heeft een plaats onder een van deze hoeden of petten of mutsen, die zomaar verschijnen waar ik ga of sta, te bemachtigen, wacht een zalig en kommerloos leven, terwijl ik, telkens als ik jullie in de ogen kijk, altijd weet dat ik jullie op een dag ontstellend veel pijn zal doen en dat jullie dat nooit zullen kunnen begrijpen.”
Maar deze keer was het dus Misschientje die verliefd op hem was, en wij mogen nooit vergeten dat zìj zich nooit onder één hoedje heeft laten vangen. "Eén is géén" wist zij al heel lang, en om het hart van de Onmogelijkste Man te troosten, want zo gaat dat met verse liefde, in zijn in tranen beleden verdriet, begon zij eveneens te huilen, maar dan werkelijk zò stil dat niemand het hoorde of zag en u het dus alleen maar zeker kan weten indien u het van mij gelooft. De Onmogelijkste Man natuurlijk had het geluk dat hij haar op dat moment in de ogen kon zien, maar voor zover ik weet heeft hìj hierover nooit iets opgeschreven.



________________________________________

27.2.14

Ingrijpen?



Gevraagd of ik de twee stenen heb weten te scheiden
kon ik alleen maar zeggen dat ik dat echt heb geprobeerd,
heel goed beseffende wat veelvuldige geslachtsgemeenschap
onder die twee voor gevolgen kan hebben.
Maar kijk, zie hen daar weer stoeien!
Denkt u werkelijk dat er ingegrepen dient te worden,
voor hun eigen welzijn?



______________________________________

26.2.14

Zijn gewicht



"Hier heb je ze, het zit er allemaal in."
"In een rode kist?"
"Ja, àl wat aan hem herinnert."
"En ik moet dat dragen? Zo opvallend? En helemaal in mijn eentje?"
"Dat wilde je toch...? Troost je, ze wordt lichter met de tijd."
"Hoezo lichter?"
"Na een tijd leer je vanzelf hoe je ze draagt. Zoveel woog hij niet"



________________________________________

25.2.14

Waarin het niet verschilt



Om een stoomtrein uit je hart te laten rijden
moet je gewoon het deurtje open doen,
waarna je hem nog lang kan nakijken, tot voorbij de horizon,
want daarin verschilt het niet van andere gewone treinen.



_____________________________________


24.2.14

De ene engel



Nu heb ik ineens vleugels, kijk!
Eigenlijk hoor ik ze uit te strekken en er mee te klappen toch? Meteen maar tonen dat ik een engel ben. Dat zou u zeker gerust stellen. Zo heb ik mij dat toch altijd voorgesteld toen het nog onmogelijk leek. Maar nu doe ik dat dus niet.

En dan heb ik het nog niet over de mogelijkheid om boven de stad te vliegen en jullie toe te schreeuwen wat ik zie:

De wolken en de spoorweg naar de einder, de dieren, en zeker alle gesproken woorden die hier samenkomen. Ook wie de zon zoent en wie het voor de wind gaat, als ook wie als een dief schichtig wegloopt achter de fabriek. Maar in de eerste plaats natuurlijk - want daar zitten jullie op te wachten! - wie van ons echt rechtop loopt en wie niet!

Waarom maak ik daar geen werk van, waarom zeg ik nu niet ineens waar het op staat? Waarom omhels ik dat hele engelenwerk dan niet? Want zeker is het nu, ik heb vleugels nu en zou dus kunnen vliegen. Of is de ene engel dan toch de andere niet?



______________________________________

23.2.14

De man die zich bedacht



Er was eens een onzekere man die zichzelf bedacht. Toen hij daarmee klaar was ging hij naar buiten om zich te tonen zoals hij was. Op de vragen van zijn vrienden waarom hij plots een heel korte neus had, en minder grote tanden, om nog niet te spreken van de grote stappen die hij nam, kon hij niet zo meteen een duidelijk antwoord bedenken. Geheel verward ging hij naar huis en bedacht zich nog diezelfde avond weer helemaal opnieuw.



____________________________________

22.2.14

Het roodborstje



Van heinde en verre kwam men naar het roodborstje kijken. Dat had men zich veel kleiner voorgesteld. Voor zover zij zich daar een voorstelling van hadden gemaakt natuurlijk, want zij hadden doorgaans andere dingen aan het hoofd.



_______________________________________

21.2.14

Hier (aka Daar!)



"Is het hier gebeurd?"
"Ja, precies daar in het midden van de lichtkegel."
"Is dit nu een plek om verliefd te worden?"
"Dat vraag ik mij dus ook af, maar die lichtkegel was er toen natuurlijk niet."
"Dan had alles er natuurlijk heel ander uitgezien."
"Wie zal het zeggen?"



_______________________________________

20.2.14

Informatie om te delen (De wilde dieren)



Wanneer u mij straks belt is de kans klein dat ik u iets vraag over de wilde dieren, want ik weet dat u daar niet op voorbereid bent en dat het u dus van uw stuk zou brengen. U weet over de wilde dieren waarschijnlijk niet eens dat ik er in geïnteresseerd ben. In feite is dat het enige wat mij nog interesseert tegenwoordig. Weet u wat ik doe wanneer u mij straks belt? Dan laat ik maar rinkelen. Ik heb toch geen informatie die ik wil delen.



____________________________________

19.2.14

Overmorgen

„Overmorgen wordt er daar hard gelachen.”
„Morgen dan niet?”
„Neen, morgen is een heel ander verhaal.”
„En waarom lachen ze daar dan overmorgen?”
„Om morgen.”
„Om morgen?”
„Ja, want dan beseffen ze wat gisteren is gebeurd.”
„Eergisteren bedoel je?”
„Neen, vandaag.”
„Het is wel ingewikkeld.”
„Ja, maar gelukkig kunnen ze er om lachen.”
„Ja, overmorgen toch?”
„Ja, overmorgen."



_______________________________________

18.2.14

Jacques Lacan!



Gisteren nog dacht ik dat ik er definitief van af was, maar vanochtend is Jacques Lacan ineens toch weer langsgekomen.
„Graag zou ik het nog even met je hebben over de imaginaire en de symbolische orde,” begon hij, „want ik ga er van uit dat die dingen beter bekken dan uit te leggen vallen.”
„Dat klopt,” antwoordde ik hem, want ik heb daar inderdaad nooit een bal van begrepen, „maar eerlijk gezegd interesseert het mij niet zo. Kan je het niet gewoon opschrijven en mailen zodat ik er kan over nadenken?”
„Neen,” zei hij, „Ik geef er de voorkeur aan het je uit te leggen.”
Waar ik ineens de moed vandaan haalde weet ik niet, maar ik gooide de deur dicht voor zijn neus om hem op die manier eerder onbewust dan bewust en zonder verdere plichtplegingen terug naar de reële orde te verwijzen die, zoals u uiteraard weet en misschien zelfs begrijpt, ongrijpbaar is voor het subject, in zover ik wikipedia mag geloven.



________________________________________


17.2.14

John



"Wel John, denk je soms nog aan seks?"



_______________________________________

16.2.14

Een aforisme van oom Floris



Weinigen denken er aan om wat voor de hand ligt ook meteen vast te grijpen.



_____________________________________

15.2.14

Poëzie



„Kijk mama, papa heeft weer wat geschreven, hij lijkt op een of andere manier gelukkiger!”
„Papa? Gelukkiger? Wat schrijft hij dan?”
„Een gedichtje!”
„O! Maar dan heeft hij nog een hele weg te gaan hoor… zeker als het er een om te lachen is. En zie eens wat voor enjambementen!"
"Mmmm...???"
"Zie je wel, poëzie is vaak meergelaagd kinderen, vergeet dat niet."



_______________________________________

14.2.14

Helemaal zonder draad



"Ja schat, ooit komt de dag dat we dit kunnen zònder draad, en dan, dan zijn wij helemaal vrij!"
„Ik mag hopen dat je het zeker weet, we doen dit al dertig jaar."



________________________________________

13.2.14

Niks meer



„Weet je nog hoe akelig Webbe aan zijn eind is gekomen?”
„Webbe? Welke Webbe? Akelige Webbe of Webbe met de zak op zijn rug?”
„Webbe met de zak op zijn rug. Akelige Webbe heb ik amper gekend.”
"En hoe akelig is Webbe met de zak op zijn rug dan aan zijn eind gekomen?”
„Wel… dat kwam door die zak, dat weet je toch? Waarin hij al zijn gevoelens verstopte en die mochten er nooit uit. Altijd maar krampachtig nijpen om die zak dicht te houden…”
„Ja, die Webbe, nu heb ik het weer…”
„Hoe hij op een dag is gevonden naast de vaart, in de vrieskou bedolven en gestikt onder het gewicht van zijn zak, op twintig meter van de sluiswachter die niks heeft gemerkt. Morsdood.”
„Ja, dat was een akelige vondst. Kom zo aan je eind, onder je eigen zak…”
„En weten dat toen wij die zak open maakten alles daaruit gewoon in een zucht is vervlogen met de wind. Op een twee drie niks meer."



________________________________________

12.2.14

Ik ken het daar een beetje



Gorgelend en doddelend loopt er een man onder mijn raam.
Ik meen dat hij het onzegbare uitschreeuwt over de liefde die hem eergisteren overviel omdat hij dit met ons delen wil, wij die dit al veel eerder en perfecter hebben beleefd. Zulke mannen denken dat zij uniek zijn maar uiten dat zo slecht.
Maar omdat ik niet onbehouwen lijken wil of koud en koel, en hij ziet niet op of om, leun ik ver naar buiten en wens hem alle moed, want het is hier steil bergop en het verder pad is krom en bochtig. Ik ken het daar een beetje.



_____________________________

11.2.14

Jan en Ingrid (Het Heimlich-maneuver)



"Jan? Het Heimlich-maneuver? Geen idee. Volgens mij kan hij dat zelfs niet uitspreken...
Het heimelijk daarentegen..."



______________________________

6.2.14

De voorlopig enige manier

Natuurlijk is iedereen die gestorven is
steendood
en ontkennen wij dat dan
met versleten woorden zoals
zolang iemand aan haar denkt blijft zij toch nog leven!

maar dat is voorlopig nog steeds
de enige manier om haar nog eens te omhelzen of
nog eens uit te nodigen in dat cafeetje waar
je elkaar toen leerde kennen maar
dat ondertussen ook al niet meer bestaat

of kent u dan een andere manier?



______________________________

5.2.14

De pen van Murakami



Verlokt door het geluid van goedkeurend gemompel en beleefd handgeklap ging ik kijken wat er aan de hand was.
Zij stonden in een cirkel rond iemand aan een tafeltje.
„Wat is hier aan de hand?” wilde ik weten.
„Wij hebben een pen van Murakami gevonden,” fluisterde een jonge vrouw, „en nu proberen wij te schrijven zoals hij.”
En ja hoor, het verhaal dat toen voorgelezen werd kon voor vintage Murakami doorgaan. Degene die het geschreven had glom van trots.
„Ja, het lijkt ineens vanzelf te gaan. Zonder moeilijke woorden en ellenlange zinsconstructies. Gewoon van het een op het ander.”
Zo was het inderdaad.
Iedereen om beurten kreeg de pen in de hand en bleek plotsklaps in staat iets te schrijven waar ze anders nooit in geloofd zouden hebben.
„Wat gaan jullie met al die verhalen doen?” wilde ik nog weten.
„Ach, dat is niet belangrijk," zei iemand anders, „Zolang wij er maar plezier in hebben.”
Ik hoopte inderdaad dat zij er nog lang plezier in zouden hebben en dit was de eerste keer dat ik anderen zoiets positief heb toegewenst eigenlijk.
Een wonderlijk voorwerp, die pen van Murakami.



______________________________

Jouw problemen?



Omdat ook de bergen
altijd wel ergens pijn hebben
- sommigen klagen van hardnekkige jicht! -
en problemen met een kleinkind

om nog niet te spreken over
die ene vallei
die ze nooit meer zien

hoef je bij hen ook al niet te gaan klagen
over jouw problemen!



______________________________

3.2.14

Rondkijken



„Jij kijkt waarschijnlijk veel te veel om je heen!”
„Ik? Hoe kom je daar bij?”
„Omdat jij altijd een stijve nek hebt.”
„Ja. Dat is zo. Ik kijk inderdaad vaak om mij heen.”
„Waarom doe je dat eigenlijk?”
„Ik… zo maar.”
„Dus niet om de dingen te begrijpen!”
„Om de dingen te begrijpen. Neen hoor.”
„Misschien komt dat later nog.”
„Neen, want ik hoef niets te begrijpen.”
„Waarom niet?”
„Omdat het mij niet mooi lijkt, wat de mensen menen te begrijpen.”




______________________________

2.2.14

Geen tragedie



Een beer kwam op een keer een vrouw met volmaakte oren tegen en zei pardoes:
„Ik weet waar ik volmaakte honing vinden kan. Want ik weet alles van honing.”
De vrouw met de volmaakte oren keek hem ernstig aan tot in het diepste van zijn diepe bere-ogen:
„Hé? Dat komt goed van pas. Weet jij wel hoe ik aan mijn volmaakte oren kom? Door er honing in te laten gieten.”
„Honing in je oren?” vroeg de beer.
„Ja, lekker warme honing.”
Zo ging er al vlug, want zij spraken meteen af, een wereld van nieuwe ervaringen open voor de beer en voor de vrouw met de volmaakte oren. Ervaringen die tot heel wat avonturen hebben geleid zonder dat het uiteindelijk tragisch met hen is afgelopen, voor zover ik goed ben ingelicht natuurlijk.


______________________________

1.2.14

De poëzie (alweer eens uitgevonden)

hier regel één
hier regel twéé

en hier zo ongeveer regeltje drie

vervolgens nòg wat woorden gooien
en hop: het lijkt verdorie poëzie


Klaarheid!



"Eigenlijk is het allemaal gekomen door mijn gelukkige en onbezorgde jeugd."