woensdag 19 juni 2024

De wereld over duizend jaar (vervolg)

 De naakte hoofddocente

Toen was het zover.
DRIIING DRIIING DRIIIIIIING
Plotseling schalde het alarm helder en scherp en de sfeer in de afgesloten ruimte klaarde meteen op.
            ‘Ha, er is iemand, er is iemand. Eindelijk is er iemand die op de afsluiting klopt.’ Het alarm was zo geprogrammeerd dat het afging zodra er iemand buiten op de deur klopte. Hij was gered. Daarna was het alsof heel de sarcofaag begon te trillen. Eindelijk zou de deur opengaan.
    Nadat zijn eerste opwinding was weggeëbd werd hij plots gegrepen door een ontzettende nieuwsgierigheid naar wie hem kwam ontzetten. Die bereikte zijn hoogtepunt vlak voordat de deur van de afgesloten ruimte werd opengeduwd.

BONK

    Met een klap zwaaide de deur open en iemand vanuit de schemering sprong er iemand naar binnen.
‘HA!!’ gilde Furuhata.
    Hij was totaal verbijsterd. Het allereerste bezoek na zijn ontwaken was naakt. Letterlijk helemaal poedelnaakt. En het was met één blik duidelijk dat het een vrouw was, een vrouw in de bloei van haar leven. Hij werd zo rood als een pioen. De vrouw helemaal niet. Zonder gêne kwam ze pal voor hem staan.
‘U bent de assistent-professor Furuhata, veronderstel ik.’
‘Ja, inderdaad. Ik ben Furuhata. Dank u om de afsluiting open te hebben gemaakt.’
‘Het is mij een hele eer en genoegen iemand te mogen ontmoeten die duizend jaar geleden op aarde. heeft geleefd. Ik vond aantekeningen over u tijdens de sloop van een schuilkelder in het 199ste district. Ze zaten in een lange roestvrij stalen buis.’
‘O ja?!’
Hij het schoot hem te binnen hoe zijn vrienden vroeger de informatie over zijn “conservatie” op die manier in tweehonderd hermetisch afgesloten hulzen hadden gestopt en die her en der in de grond hadden begraven, of in musea ondergebracht om tentoon te stellen.
‘En u? Hoe heet u?’
‘Ik? Ik heet Chita. Ik ben hoofddocente aan de afdeling archeologie van de universiteit van Khabarovsk.’
‘Hé? Hoofddocente? Neem me niet kwalijk! Zo jong en al hoofddocente, dat is merkwaardig!’
Hoofddocente Chita lachte omdat Furuhata zo onverholen zijn verbazing liet blijken…
‘Hohohoho… het is maar wat u jong noemt. Ik word dit jaar honderdendrie.’
‘Hé? Honderdendrie!! Dat geloof ik niet.’
Het ging er bij Furuhata niet in dat deze jonge vrouw, zo lenig van lijf en leden, al honderdendrie was. Hoe kon een mens om te beginnen zo oud worden?’
‘Hohohoho… wat zegt u nu, hoe vermakelijk. Het is erg leerzaam mee te kunnen maken hoe de mens er duizend jaar geleden voorstond op intellectueel vlak,’ antwoordde Chita enthousiast, ‘maar laat ik niet de enige zijn die zich vermaakt, ik laat u zo meteen kennis maken met het reilen en zeilen van en de kennis in de wereld van nu, voor u dus duizend jaar later!’
Af en toe met haar hand door haar blonde haren strijkend, vertelde hoofddocente Chita dan dat de mens er ongeveer negenhonderd jaar eerder in was geslaagd de “god van de dood” aan zich te onderwerpen.  Het kwam erop neer dat de mensen niet langer hoefden dood te gaan als ze niet wilden. Wat een fantastische ontdekking.
            Dankzij de vooruitgang in de studie en de kennis van het menselijk lichaam konden nu alle ziekten elektronisch worden gediagnosticeerd en vervolgens behandeld met elektrotherapieën. Wie een hartafwijking had kreeg meteen een ruilhart. Mensen met een hoge bloeddruk kon men in een halve dag een totaal nieuw bloedstelsel geven. Op die manier hoefde iemand die dat niet wilde niet meer te sterven. Aanvankelijk, bij de doorbraak van deze verbazingwekkende medische vooruitgang, was het natuurlijk nog zo dat de ruilorganen nog extreem duur waren en – omdat ze nog van metaal werden gemaakt – ook nog heel zwaar. Dat hield in dat wie toen een ruilorgaan ontving onmogelijk nog zelfstandig kon lopen.
            Het gewicht van wie én hart én longen én nieren liet vervangen kon in het begin wel verdrievoudigen,. Dat sloot zelfstandig voortbewegen helemaal uit.  Wie zich in de stad vrij van hier naar daar wilde verplaatsen had daarvoor een vervoermiddel nodig, er zat niets anders zat op.
Tegenwoordig was dat helemaal niet meer nodig. Men kon gaan en staan waar men maar wilde. Omdat de ruilorganen nu veel kleiner waren en het metaal vervangen door drukbestendig artificieel vlees, wat alles veel lichter maakt.
‘Bekijk mijn lijf maar. Daar is niets mis mee toch? Kijk eens hoe lenig en soepel ik me kan bewegen.’
Chita maakte enkele arm- en beenbewegingen voor de ogen van Furuhata. Zij leek wel een revuedanseres.
Hij zag het met opengesperde ogen aan, helemaal overrompeld door het spektakel.
‘Dus het is dankzij ruilorganen dat u negenhonderdendrie jaar bent geworden?’
‘Natuurlijk, dat spreekt vanzelf.’
‘Verbazingwekkend. Ik kan aan de buitenkant niet zien welke organen dat wel zijn. Ze moeten echt enórm veel kleiner en lichter zijn geworden. Maar toch vind ik het vreemd. Hoofddocente Chita, u neemt mij toch niet in de maling?’
            ‘Hoezo? Ik neem u helemaal niet in de maling.’
            ‘Maar het is toch vreemd? Als u ruilorganen had dan zou u ter hoogte van uw borst of op uw buik toch chirurgische littekens moeten hebben? Maar als ik u zo bekijk is uw lichaam even mooi en ongerept als dat van een maagd van amper twintig. Er is geen schrammetje te zien. Dat is vreemd toch, nee?’
Toen ze dat hoorde kon Chita kon niet anders dan eens medelijdend lachen om die jammerlijk ouderwetse manier van denken van Furuhata.
            ‘Maar meneer Furuhata, de chirurgie is negenhonderdvijftig jaar geleden zo geperfectioneerd dat ze helemaal geen littekens meer veroorzaakt. Dat ik geen littekens op mijn lichaam heb heeft ook niets te maken met die oude technieken van destijds, maar met het feit dat ik een kunsthuid draag.’
‘Hé? Een kunsthuid? Wat bedoelt u daarmee?’
‘Het lijkt op mensenhuid, maar het kan altijd worden afgestroopt en vernieuwd omdat het kunstmatig wordt aangemaakt.
‘Wat?’
Furuhata was compleet uit zijn lood geslagen. Had hij staan blozen omdat ze spiernaakt was maar met die kunsthuid had dat helemaal niet gehoeven.
‘Neem het me niet kwalijk, als ik het dus goed begrijp dan is uw huidige lichaam voor een groot gedeelte niet meer dat wat uw moeder op de wereld heeft gezet?’
‘Ja, zo kan u dat wel stellen.’
‘Maar wat nog oorspronkelijk is zijn uw hersenen, uw skelet en de structuur van uw gelaat?
‘Neen, dat nu ook weer niet.’
‘O, hebt u dan meer bewaard?’
‘Nee, integendeel. De structuur van mijn gelaat zoals u het noemt is ook veranderd. Om u de waarheid te zeggen, was ik van geboorte niet echt een schoonheid. Mijn voorhoofd stond bol en ik had diep liggende ogen, een te grote mond en een scheve neus. Dus heb ik dan maar mijn gezicht laten veranderen. Ik nam het mooiste uit een gelaatscatalogus. Van in de oudheid hebben mensen nergens meer drukte om gemaakt dan om de schoonheid of de lelijkheid van hun gezicht. Het is, als je daarover erover nadenkt, weer zo’n voorbeeld van hoe men vroeger niet wist hoe met de dingen om te gaan. De schoonheid van een gezicht wordt bepaald door de structuur ervan, gewoon door de verhoudingen tussen alle delen die het onderling vorm geven: ogen, wenkbrauwen, neus, lippen, tanden… Bij te diepliggende ogen wordt er wat meer vlees ingeplant. Dat is helemaal geen uitzonderlijke ingreep meer. En vooral na de ontwikkeling van artificieel vlees en kunsthuid laten lelijke mensen hun gezicht steeds meer aanpassen en zijn we er veel mooier op geworden. Zullen we zo meteen een kijkje nemen buiten in de straat? Ik wed dat u niet één lelijk iemand ziet.’
‘Jemig…’
Furuhata was helemaal verbijsterd. Schoonheid en lelijkheid hadden meer dan dertigduizend jaar de geschiedenis van de mens bepaald. En nu vernam hij dat je naar believen je gezicht kon laten veranderen. Hij kon alleen maar een diepe zucht slaken.

Geen opmerkingen: