19.7.20

Voldoen



“Wat is jou overkomen?”
“Ik ben onderweg opgehouden door een reuzin.”
“Toch niet die zachte, blonde uit de bergen?”
“Neen, een koele oosterse die mij urenlang getreiterd heeft.”
“Die welgevormde, met laarzen tot boven haar knieën?”
“Ook niet. Zij was blootsvoets en in badjas.”
“Badjas? Toch niet de welriekende?
“Neen, ruiken deed ik niets.”
“Dan ken ik haar niet.”
“Neen, je komt ook amper buiten.”
“Wat wilde ze?”
“Niets waar ik aan kon voldoen.”

Geen opmerkingen: