5.10.14

De scherpschutter



Ik kreeg eens op het onverwachts bezoek van een scherpschutter. Onder zijn dwingende blik liet ik hem zonder veel pruttelen binnen.
„Ik ben een scherpschutter,” zei hij.
„Ja,” antwoordde ik.
„Ik schiet scherp,” preciseerde hij alsof ik anders niet zou begrijpen dat hij ‚met scherp’ bedoelde.
Zonder niet eerst zijn voeten te vegen kwam hij binnen en hij hing ook eigenhandig zijn jas aan de kapstok.
„Het regent oude wijven,” lichtte hij toe.
Zijn holsterriem met zijn pistolen hield hij aan.
„Gaat u zitten,” bood ik hem mijn persoonlijke fauteuil aan.
„Thee of koffie?”
Hij verkoos thee en ik lepelde wat granenkoffie in mijn mok.
„Ja, ik ben een scherpschutter,” herhaalde hij.
„Ja, u ziet er ook echt zo uit,” knikte ik, wijzend naar zijn pistolen.
„Ja, al moet ik zeggen,” zei de scherpschutter, „het is niet dat iedereen, het zijn er eigenlijk bijzonder weinig, die een pistool draagt of zich als scherpschutter introduceert, dat ook werkelijk is.”
„O? Zo diep heb ik daar eigenlijk nooit over nagedacht,” gaf ik toe. En het is natuurlijk nog steeds zo dat ik zelden mensen met een pistool ontmoet.
„Maar ik zal het je bewijzen!” En voor ik het goed en wel besefte had hij de kleine wijzer van de pendule weggeschoten en voor ik van mijn verbouwereerdheid daarvan was bekomen schoot hij ook nog het petje van mijn hoofd.
„Foei, mensen ontvangen zonder je pet af te nemen,” verklaarde hij met een knipoog, onderwijl de rook die uit de loop van zijn pistool kringelde wegblazend.
„En waarmee…”
„Ik moet er weer vandoor,” zei hij, alweer de kamer uitbenende, „Ik ben gevraagd om ook nog ergens anders scherp te gaan schieten.
„Zo ineens?” stamelde ik, uit mijn lood geslagen.
„Ja, je bent een fidele kerel, maar ik moet ook nog eerst kogels kopen. Daar kan ik niet buiten. Het is beroepsmatig.”
„En daarna ga je alweer op een ander met scherp schieten?”
„Had ik dat dan al gezegd?”
„Toen u de kamer uitliep."
"O ja? Tja, van geheugen was ik nooit echt scherp."




Geen opmerkingen: