7.1.08

Muizen zijn muizen en mensen zijn mensen



Ooit waren muizen onooglijke, iets of wat angstaanjagende diertjes die door slechts weinig mensen in huis geduld werden. Maar naarmate zij groter en groter werden en zich steeds nuttiger wisten te maken (vooral door het werk dat eerder door kabouters werd gedaan op zich te nemen) raakte men toch aan hen gewend. Zo zijn wij mensen toch?

Het is zelfs zo, vooral omdat de reuzenmuizen zeer ijdel zijn en dientengevolge zeer ontvankelijk voor complimenten, dat men er steeds vaker in slaagt om hen karweien op te dragen die van nature niet zo voor de hand liggen. Wat hen sterkt in de overtuiging dat zij allengs onmisbaar worden. En dat is niet ongevaarlijk zo blijkt nu.

"O wat heb jij mooie kuiten!" zei Misschientje listig.
"Vind je?" antwoordde Aart, argwanend naar zijn kuiten kijkende, want hij was er al dikwijls ingetuind.
"Heel erg! Daar heb jij vast veel succes mee bij de muizinnetjes."
"Ja, dat is waar. Soms vragen ze mij zelfs of ze er eens aan mogen komen."
"De muizinnetjes!? Aan je kuiten!? Dan ben jij wel héél populair! Weet je wat? Als je de kat uitlaat dan geef ik je vanmiddag vrijaf. Zo heb je wat meer tijd om een lief muizinnetje te leren kennen, want wordt het niet eens tijd dat je aan trouwen denkt?"
"Ach wat attent van je Misschientje, heel hartelijk dank, maar je vindt het toch niet erg dat ik dan wat werk laat liggen?"
"Neen hoor mallerd, dan heb ik het huis ook eens voor mij alleen."

Wat Misschientje die middag helemaal alleen thuis heeft doorstaan is nooit helemaal opgehelderd. Maar dat Aart in die tijdsperiode in het gezelschap van een niet zo goed aangeschreven reuzenmuizin werd gezien is hem niet in dank afgenomen. Muizen zijn muizen en mensen zijn mensen.

Voor velen hoort dat zo te blijven.

Geen opmerkingen: