5.1.08

Inleven



Er werd gebeld. Twee silhouetten stonden enigszins verdoken in het portiek.
"Wij zijn in levensgevaar."
"O," antwoordde ik, alle mogelijkheden open houdend.
"Wij kunnen elk moment neergekogeld worden."
"Kom maar even binnen," bood ik aan, om te vermijden dat het afschuwelijke precies voor mijn deur zou gebeuren, al was er geen levende ziel te bekennen in mijn straat.
De silhouetten kwamen haastig binnengestapt.
"Het gevaar loert werkelijk overal. Zopas nog bij de uurwerkmaker, die vroeg of wij wisten hoe laat het was. Gelukkig konden wij ons uit de voeten maken. Hij zal ons toch niet gevolgd zijn?"
"Ik denk het niet, de straat is leeg," kon ik hen geruststellen, "Ga zitten."
Zij gaven er de voorkeur aan naar de keuken te gaan, zodat zij van op straat niet gezien konden worden. Ik bood hen een kopje koffie aan.
"Wij zijn in levensgevaar."
"Ja, dat hebt u al gezegd."
"Juist, maar wij kunnen het niet genoeg herhalen. Niet iedereen begrijpt het. Niet iedereen komt in contact met mensen in levensgevaar. Maar dat neemt niet weg dat onze zorgen reëel zijn."
Ik begreep er geen snars van, maar onlogisch klonk het niet.
"Wat is er dan aan de hand?"
"Aan de hand? Moet er dan iets aan de hand zijn?"
"Men zal u toch niet voor niets naar het leven staan?" informeerde ik opnieuw.
"Het past in een groter geheel," en angstig keken zij eens naar de achterdeur.
"Hebt u dan iets misdaan?"
"Misdaan? Niet voor zover wij weten. Wij gaan straks nog naar de film."
"Toch niet over die huurmoordenaar?"
"Precies!"
"Dan kunt u beter nu vertrekken of u mist nog de laatste vertoning."
Gebruik makende van de schemering vertrokken zij langs de tuin.

Dàt noem ik nog eens inlevingsvermogen.

Geen opmerkingen: