7.1.24

Ter zake (14)

 


 

 

 

Ik hoop dat ik tot nu toe alle vragen heb beantwoord. Ik ben nog maar op bladzijde negen van de honderdvierenzestig. Ik loop graag in de regen, behalve als die aanvoelt als ijswater. Daar krijg ik hoofdpijn van en ik geloof niet dat hoofdpijn zuiverend werkt. Ik ben geen kalm en rustig mens meer. Ik verdraag steeds minder. Ik kan dat uitleggen, maar ik vrees dat ik dan zulke gedachtensprongen maak dat ik u verlies. Ik wil niemand meer verliezen. Al is dat geen absoluut getal. Ik ga ervan uit dat àlle mieren bijten of prikken. Ik maak geen onderscheid tussen goede en slechte. Ik zou nooit op de gedachte komen om naar Sint Petersburg te gaan om er te leren over Mendelejev. Evenwel, mocht ik toevallig toch eens in Sint Petersburg komen dan denk ik dat ik toch een kijkje neem in het museum daar, indien er daar een over Mendelejev is natuurlijk. Zo ben ik wel. Vreemd, een mens stelt zich zelden de vraag wat er was voor er ergens een museum stond. Dat lijkt geen museale waarde te hebben. Ik vind niet dat je vaccins tegengif mag noemen. Eerder voorgif. Ik heb gelukkig nog nooit een tegengif nodig gehad. Gif heette ooit venijn. Venijnige mensen vind ik giftig. Die wens ik een staart.

 

 

Geen opmerkingen: