3.5.24

Geen terechtwijzing



Ik werd opgebeld.
Aarzelend – zo ben ik nog steeds – nam ik op en zei mijn naam.
Of ik een terechtwijzing aankon.
Waarschijnlijk aarzelde ik nu te lang want de hoorn werd opgelegd zonder verdere uitleg.
Jammer, want nu had u mij beter kunnen leren kennen.
Maar het mocht niet zijn.
Geen terechtwijzing dus.

(..., als u dit leest, wil u mij dan nog eens bellen?)



Geen opmerkingen: