4.2.17

¡ en de Hypothetische Trompetsmid (13)

Het ene achterdochtig, het andere vriendelijk, één met een snor,
een ander weer ronduit kwaad, af en toe ook eentje nogal
ondeugend...
Het bleek een helse tocht naar het schilderachtige vrouwendorp. ¡ bleef, zoals hij ook aan de rijpemanvruchten beloofd had, op het kronkelende pad. Dat pad echter kronkelde niet alleen in de gangbare betekenis van het woord, het leek met elke pas die hij zette steeds harder te kronkelen, alsof het voelde dat hier een vreemdeling liep. Ook was het of hij constant bergop en tegen de wind in moest tornen. Indien hij zijn jasje had opengehouden was hij waarschijnlijk teruggeblazen. En het bos met het schilderachtige vrouwendorp erin bevond zich toch beneden in een vallei? Wat een trompe l’oeuil! ¡ meende wel te begrijpen waarom die vrouwen hun dorp niet verlieten. Je moest natuurlijk een geoefend wandelaar zijn om terug te kunnen keren. “Nee, dan is de woonst van de weduwe van schuin tegenover veel gemakkelijker te bereiken,” dacht hij terug aan een tijd die nog niet zo heel lang geleden was, “als dit allemaal achter de rug is zoek ik haar beslist op!” nam hij zich voor.
Toch, omdat hij weigerde op te geven en elke stap hem dichter bij zijn doel bracht, bereikte hij uiteindelijk het bos met daarin het schilderachtige vrouwendorp (dat gelukkig al achter de eerste bocht in het bos opdoemde).
Het eerste wat hem daar opviel was hoe stil en verlaten het er was op straat, al was alles er wel kraakschoon en goed onderhouden. Hij liet niets blijken, maar het tweede wat hij gewaar werd waren de blikken vanuit de ramen. Geen van zijn bewegingen bleef onopgemerkt! Vanuit elk huis werd hij nagestaard door een schilderachtig vrouwengezicht. Het ene achterdochtig, het andere vriendelijke, één met een snor, een ander weer ronduit kwaad, af en toe ook eentje nogal ondeugend. De vraag was natuurlijk wie hem te woord zou willen staan. Overal waar hij aanklopte of belde bleef het stil, al wist hij zeker dat er iemand thuis was.
Op die manier, hij was al lang vergeten op hoeveel deuren hij had aangeklopt, kwam hij bij wat hij echt het allerlaatste huis van het dorp dacht te zijn: een mooi onderhouden pand, een ietsje groter dan de andere huizen die hij al gezien had, met een lieflijk houten uithangbordje. “De meest schilderachtige vrouw,” stond er op, en in iets kleinere lettertjes:
“Loket voor al uw praktische vragen & Ontvangst van vreemdelingen.”
Het was met een diepe zucht van opluchting dat hij wilde aanbellen, toen er een welluidende stem weerklonk:
“Wie zucht daar zo diep voor mijn deurtje? Een vreemdeling? Een klein ogenblik ik zit in bad.”
“Doet u maar rustig,” antwoordde ¡ geschrokken, want hij vond het op een of andere manier niet passend om een gesprek te voeren met een dame die in bad zat, “ik wacht wel. Het is niet zo heel erg koud en dan kom ik ondertussen even op adem.”
Amper tien minuten later zwaaide de deur open en werd hij verwelkomd door een ravissante brunette die heel wat schilderachtige gedachten bij hem opriep, gedachten die hij meteen stuk voor stuk uit zijn hoofd zette aangezien er ook nog de weduwe van schuin tegenover was.
“Gaat u zitten, ik krijg niet dikwijls bezoek van vreemdelingen en er moet u wel heel wat aan gelegen zijn mij te spreken, ik weet ook wel hoe zwaar de tocht is naar hier, helemaal de vallei in langs dat kronkelende pad! Of… u hebt toch niet de kortste weg genomen?”
“Neen hoor, beslist niet, dat zou logisch geweest zijn, maar aangezien de rijpemanvruchten er op aandrongen dat ik op het kronkelende pad bleef heb ik die raad maar opgevolgd.”
“De rijpemanvruchten, dat zijn waarschijnlijk die kerels die ons vanuit hun boom begluurden?”
“Ja, maar dat deden ze meen ik met de beste bedoelingen, zij raadden mij trouwens aan om hierheen te komen omdat u, of een van de andere schilderachtige dames hier, mij misschien kunnen op weg helpen de Hypothetische Trompetsmid te vinden?”
“De Hypothetische Trompetsmid?” sprak zijn gastvrouw verbaasd, “Nooit van gehoord, als het iets religieus is dan kan ik alleen maar zeggen dat wij slechts geloven in de Schilder met de Vaste Hand! Dat bent u toch toevallig niet? Volgens onze overlevering zou die namelijk opduiken wanneer ons geloof in die verhalen opgedroogd zou zijn, en zover lijken we inmiddels te zijn. Haast niemand weet nog hoe de Schilder heet.”
“Neen, ik ben de Schilder niet, ik heet ¡ en ben bewaker van de stadsbibliotheek. Mijn belangrijkste talenten bestaan er uit dat ik altijd elke dag stipt de krant lees én dat ik onbewust de aanwezigheid aanvoel van warmbloedige dieren die niemand in zijn onmiddellijke omgeving verwacht aan te treffen.”
“Wat interessant! En voel je onbewust wat?”
“Neen, helemaal niks, of toch niet onbewust.” Het was namelijk wel zo dat hij bewust een en ander aanvoelde, “Maar moet ik dan begrijpen dat ik helemaal onverrichterzake hiernaartoe ben gekomen en dat ik die hele weg weer terug moet?”
“Neen dat niet, dat zou ik je trouwens ten sterkste afraden, de laatste die dat probeerde is op verschrikkelijk manier om het leven gekomen. Je kan hier pas weer weg nadat je respect hebt betuigd voor de Schilder met de Vaste Hand. Maak je geen zorgen, erg moeilijk is dat niet, maar het mòet wel gebeuren. Daarna leg ik je wel uit hoe je hier wegkomt, maar ik stel voor dat je eerst een warm bad neemt, iets hartigs eet, gaat slapen, en dan zien we morgen wel weer. Het is nu donker en het heeft geen zin de dingen te overhaasten of een fase over te slaan.”
Niet wetende wat de nacht zou brengen of welke fase er niet overgeslagen mocht worden nam ¡ het aanbod met beide handen aan.
“Dank je wel…”
“Deirdre, noem mij maar Deirdre!”
“Dank je wel… Deirdre!"



Wordt vervolgd...











Geen opmerkingen: