23.9.12

Het eigendom van de maan



In een matras op zolder, achter een kast, had het jongetje een heel oud mes verstopt. 
Op het heft ervan stond met ouderwetse letters:

Mes vooral geschikt om de maan mee te stelen 
(want de maan is van iedereen).

Het jongetje zag daar op zijn leeftijd de zin wel van in en nam zich voor om ooit, wanneer hij groter, maar vooral veel sterker zou zijn, daar eens werk van te maken. Ondertussen at en dronk hij braaf alles op wat zijn moeder elke dag voor hem bereidde, want dat was doorgaans bedoeld om groot en sterk van te worden. Af en toe was het ook heel lekker. Voor de rest was hij een heel normaal jongetje: altijd héél braaf en met twee woorden sprekend. Zo zijn de meeste jongetjes, en zelfs de meisjes, denk ik.

In het dorp wisten de grote mensen wel af van het bestaan van een mes waarmee hun maan kon gestolen worden, maar niemand had er een idee van waar dat verschrikkelijke wapen wel kon zijn. Regelmatig werd er een oproep gedaan om maar eens goed te zoeken, vooral wanneer er iemand een huis kocht of verkocht, of bij andere gelegenheden, maar echt grondig werd er nooit naar gezocht. Op die manier waren er jaren voorbijgegaan en was het bestaan van het mes voor een groot deel eigenlijk ook opgegaan in de lokale folklore. Alleen, dat de maan van hen was, daar was iedereen heilig van overtuigd! 

Ondertussen werd het jongetje groter en groter en ook wat sterker en het raakte zoals zoveel andere jongetjes geïnteresseerd in tal van dingen van de wereld. Voetbal, spannende avonturen, zakgeld, non-conformistische kleding, actiefilms, enz.  Laat ons zeggen, in dingen die zijn ouders veel geld kostten maar die zij hem graag gunden en waarvoor zij vaak geld leenden, want dat kon makkelijk in het dorp waar men dacht dat de maan van hen was. 

Uiteindelijk kwam de dag dat het jongetje ook geïnteresseerd raakte in meisjes. En dan ging het echt waar heel snel. Voor hij het goed en wel besefte was hij getrouwd en zelf vader van een jongetje (en later een meisje) waar hij àlles voor deed opdat hen toch maar niets tekort zou komen. Dat hij nog ergens een bijzonder mes had, vooral geschikt om de maan mee te stelen, daar dacht hij ondertussen al lang niet meer aan, zelfs terwijl dit hem eeuwige roem en maatschappelijke dank had kunnen opbrengen! Hij vloog voor iedereen en werkte zich krom voor zijn kinderen en had geen tijd meer om aan andere belangrijke dingen te denken. Nu dient gezegd dat niets of niemand hem daar in aanmoedigde ook.

En zo kon het dat zijn zoontje, op een dag, in een heel oude matras op zolder, achter een kast, een heel oud mes verstopt vond. Op het heft ervan stond in ouderwetse letters die hij bijna niet kon lezen en hij moest er dus wat naar raden:

Mes vooral geschikt om de maan mee te stelen 
(want de maan is van iedereen).

Daar zag hij op zijn leeftijd de zin wel van in en hij nam zich voor om ooit, wanneer hij groter, maar vooral veel sterker zou zijn, daar ook werk van te maken. Ondertussen at en dronk hij braaf alles op wat zijn moeder elke dag voor hem bereidde, want dat was altijd  bedoeld om groot en sterk van te worden en ook altijd heel lekker, want vieze dingen hoefde hij niet op te eten. Voor de rest was hij heel normaal: altijd héél braaf. Zo zijn de meeste jongetjes en zelfs de meisjes tegenwoordig, denk ik. 

Wel vroeg hij 's avonds aan zijn vader hoe dat zat met de maan in hun dorp en in de rest van de wereld.

"De maan?" antwoordde zijn vader verstrooid, "De maan? Die is van ons!" 

Want hij wilde zijn kinderen niet nodeloos ongerust maken over oude praatjes.

Geen opmerkingen: