24.1.17

¡ en de Hypothetische Trompetsmid (12)

“Zie je daar diep in de vallei dat bos, 
daar waar net een vrouwenbeen verdwijnt?"
Voor vruchten die pas zeer onlangs uit hun boom waren gevallen bleken de rijpemanvruchten, alle omstandigheden in acht genomen, gezwinde wandelaars te zijn, en het kostte ¡, die zijn hele volwassen leven een bibliotheekritme gewoon was geworden, heel wat inspanning om hen bij te houden. Meer dan eens zag hij zich genoodzaakt het op een holletje te zetten om hen bij te houden. Zeker vanaf het ogenblik dat zij, om de vaart er in te houden, het rijpemanvruchtenlied aanhieven, een van de vele liederen die rijpemanvruchten blijkbaar al van in de boom meekrijgen:



Wij zijn de rijpemannen
Wij willen bier in kannen
Wij stappen zij aan zij
Rijpemannen, ja hoor,
dat zijn wij!
(x2)

¡ veronderstelde dat dit een overlevingslied was om predatoren op afstand te houden. Qua melodie en toonvastheid van de rijpemanvruchten wees alles in die richting. Daarenboven kwamen zij gedurende de hele tocht ook niets of niemand tegen. Op hoge hoogte vloog hen nog geen mus voorbij.

Ineens, boven op de top van een helling met zicht op een groene vallei hielden de rijpemanvruchten abrupt de pas in en op met zingen:

“Tot hier en niet verder!”
“Precies, tot hier en zeker niet verder! Als rijpemanvruchten is het voor ons het veiligst ons territorium niet al te vroeg uit te breiden, maar geleidelijk aan, op basis van toegenomen levenswijsheid. Niet alles is erfelijk!”

Opnieuw zag ¡ in dat de rijpemanvruchten tot de allerwijste vruchten op aarde behoorden en blijk gaven van ontzettend veel wijsheid. Ook het vooruitzicht om in eigen tempo verder te kunnen gaan lokte hem wel aan.

“Geen probleem jongens, dat begrijp ik wel, maar de schilderachtige vrouwen dan? Waar of hoe vind ik die?”
“Zie je daar diep in de vallei dat bos, daar waar net een vrouwenbeen verdwijnt? Het schilderachtigevrouwendorp bevind zich middenin dat bos. Je kan het niet missen hoor, er is maar één, weliswaar heel erg kronkelende, weg heen en ook maar één, weliswaar heel erg kronkelende, weg terug. Wel moeten wij je waarschuwen dat je het pad onder geen enkel voorwendsel verlaat!”

“O nee! Waarom dan?” wilde ¡ uiteraard weten omdat hij in één rechte lijn door de velden naar het bos had willen lopen.

“Omdat de kortste weg nooit de interessantste is.”

Alhoewel ¡ het niet helemaal eens was met die zienswijze zag hij er wel de poëtische logica van in en besloot hij de raad ter harte te nemen.

“Jongens, hartelijk dank voor jullie hulp en gezelschap. Ik weet zeker dat wij elkaar in de toekomst nog terugzien in voor- of tegenspoed, maar voor ondertussen wens ik jullie een vredevol en vruchtbaar leven. Ik beloof ook dat ik jullie weldra een volgende strofe voor jullie rijpemanvruchtenstaplied stuur, een strofe waarmee jullie misschien wel het meest geliefde fruit op heel de wereld worden!”(*)

“Bij voorbaat al dank,” antwoordden de rijpemanvruchten dankbaar, “en wij hopen van ganser harte dat je snel de hypothetische trompetsmid vindt en alle geluk dat je je daarnaast nog toewenst en nooit meer buikpijn na het eten van onrijp fruit.”

Met deze laatste echt gemeende wensen drukten zij elkaar vele malen de hand. De rijpemanvruchten gingen hun weg en ¡ volgde het kronkelende pad dat hem naar de vallei voerde, en naar het dorp waar hij de schilderachtge vrouwen hoopte te vinden.

Wordt vervolgd… 

  (*) Dat ¡ hier niet zo maar een loze belofte deed moge blijken uit een manuscript dat een ontdekkingsreiziger ooit terugvond op een eiland waar volgens tot dan toe apocriefe teksten de rijpemanvruchten zich met hun gezin hadden teruggetrokken om zich van alle weelde te ontdoen en zich op hun essentie, het in alle opzichten ideaal rijp worden, te richten. Het was een manuscript ondertekend door ¡ en behelsde onderstaande tekst:

Al zijn wij rijpemannen
en wij stappen zij aan zij
Wij houden van ons leven
daarom zijn wij ook zo blij!
(x4)










Geen opmerkingen: