3.1.17

¡ en de Hypothetische Trompetsmid (10)

“Wij zijn rijpemanvruchten en wij
trachten uit te maken wie van ons het rijpst is,..."
Na een welhaast oneindig durende tocht neerwaarts, zo leek het toch, bevond ¡ zich ineens midden in een groot ondergronds park of bos alwaar tal van voorwerpen en wezens, ongetwijfeld stuk voor stuk verdwenen uit troosteloze levens, elkaar rendez-vous leken te geven en zich dingen lieten welgevallen die zij in het dagelijks leven nooit meemaakten, laat staan zouden aandurven of toelaten! Hij was er getuige van troostende fluisteringen, voorzichtige omarmingen en heel wat meer verregaande zaken.
Het geurde er ook naar geuren die hem volslagen onbekend waren en er weerklonken gezangen waarvan hij niet kon uitmaken waar ze vandaan kwamen en of het eigenlijk wel gezangen waren. Misschien was het wel hypothetische trompetmuziek! Maar bovendien en bovenal: de grond trilde er alsof er aanstonds iets onherroepelijk te gebeuren stond. Nu hoeft de grond niet te trillen opdat er onherroepelijke dingen gebeuren, wist hij uit ervaring, maar het maakte het misschien toch waarschijnlijker, veronderstelde hij, want er zijn inderdaad situaties waarin dat het geval is. ¡ hoopte van ganser harte dat het dan maar iets positiefs zouden worden en niet iets akeligs zoals het versneld gaan groeien van zijn haar gepaard met de onweerstaanbare zin om zich boertig te gedragen. Of ook nog het het verlies van belangrijke ledematen! In zijn dromen waren dat enkele dingen die hem al waren overkomen.
“Hoi!” klonk er ineens een welluidende stem, een tenor, achter hem.
“Dag ¡ !” klonk haast tegelijk nòg een welluidende stem, een bariton, uit dezelfde richting, “hier ben je dan!”
Het koste hem niet de minste moeite uit te maken wie het waren die hem aanspraken, want op nog geen dertig meter van hem vandaan, in het lover van een keurig in omgekeerde kegelvorm getrimde boom trokken twee naakte mannen door hun naaktheid zijn aandacht.
“Hallo!” groette hij hen quasi informeel, "wie zijn jullie?”
“Wij zijn rijpemanvruchten en wij trachten uit te maken wie van ons het rijpst is, want die mag het eerst uit de boom vallen en zijn levenstaak gaan vervullen,” antwoordde de tenor.
“En ik weet zeker dat ik het rijpst ben omdat ik wat bruiner ben."


Wordt vervolgd...



Geen opmerkingen: