6.9.11

Hoe de Gullip en de Moët zonder het te weten aan de basis liggen van het feit dat maneschijn koud is.



De Gullip en de Moët hielden zo zielsveel van elkaar dat zij elk voor zich besloten om het de ander vooral maar niet te vertellen! Die zou maar eens nèt iets minder van hem of haar moeten houden dan hij of zij. Dat kon slechts oneindig veel, in meer of mindere mate, wederzijds verdriet veroorzaken. Neen dus, zoals het was, was het goed. In die onuitgesproken verstandhouding  beleefden zij talloze machtige momenten van bijna perfect samenzijn en gedoe. Vaak in de warme schijn van het maanlicht.

"O Moët, je moest eens weten!"
"Ja Gullip, je moest eens weten!!"

Maar wat eigenlijk wederzijds geweten hoorde te zijn, spraken zij niet uit. Bovendien om geen enkel risico te nemen, vroegen zij er elkaar ook niet naar. In stilte verliefd en bang hielden zij het op die manier eeuwen lang met elkaar uit. 

Zo kwam het uiteindelijk dat de maan, die wel wat meer waar voor haar werk wilde, stilaan ontzettend gefrustreerd geraakte en ten lange leste zelfs aan zichzelf begon te twijfelen, met akelig definitieve gevolgen als resultaat. Hoe was het toch mogelijk dat alles en iedereen zich uiteindelijk, en nog blij toe, onderwierp aan de weldadige gevolgen van haar warme stralen, behalve die Gullip en Moët? Wat hadden die twee toch, om altijd maar alles en uiteindelijk nèt niet? Het ging het inlevingsvermogen en begrip van de maan, die (dat weet iedereen) zowat alles heeft gezien van wat zich hier op aarde afspeelt, ver te boven. De enige uitleg die zij kon bedenken was dat haar stralen niet warm genoeg waren, of erger nog, en dat baarde nog meer zorgen, dat de warmte van haar stralen aan het afnemen was. Of dat laatste klopt weten wij natuurlijk niet, en het doet er ook niet (meer) toe. Feit is dat de maan van radeloosheid besloot om harder te gaan schijnen en om al haar energie te besteden aan de Gullip en de Moët, opdat die, zoals ook Romeo en Julia en vele anderen vòòr hen, uiteindelijk zouden smelten en hun liefde voor elkaar zouden uitspreken, om zo helemaal gelukkig te worden tot er eventueel andere problemen ontstonden natuurlijk waar de maan uiteraard niet verantwoordelijk voor is. Op basis van die zonderlinge redenering begon de maan harder en harder te schijnen en werden de nachten op aarde warmer en warmer. Voor sommigen zelfs hèèt. 

In de koninklijke metereologische instituten was men totaal verrast en wist men zich geen raad. Er werd gemeten en gerekend en voorspeld en geanaliseerd dat het een lust was, maar wat er ook werd vastgesteld en dat was héél wat, de echte reden, de directe correlatie van de maneschijn en de ontmoetingen van de Gullip en de Moët werd door niemand opgemerkt. Tot dan uiteindelijk de maan zelf het begaf. Zij raakte totaal uitgeput en uitgeblust en verloor alle fut en warmte. Van stralen, laat staan wàrm stralen, kwam niets meer in huis. Het enige wat zij nog wist te verzinnen om haar machteloosheid te maskeren en toch geen gezichtsverlies te leiden ten opzichte van een bepaald soort dichters en nog wat romantische zielen op aarde was om het zonlicht af te vangen en naar de aarde te weerkaatsen. Verder verzwakte zij zo hevig dat zij zo op het blote oog, en dat werd later bevestigd door die paar mensen die er heen werden gestuurd, ineenschrompelde tot de lauwe kale bol die wij zo nu en dan aan de hemel kunnen zien, en die niets meer gemeen heeft met de romantische bron van geluk en liefde die zij ooit was.

Ondertussen zijn de Gullip en de Moët nog steeds heel goed bevriend. Om praktische redenen zien zij elkaar tegenwoordig wel iets minder vaak, maar in feite zijn zij bijna perfect gelukkig! 


Met bijzondere dank aan Ferdinance.Crane voor het mogen gebruiken van de illustratie.

1 opmerking:

Leen Massy zei

of hoe je zon-resultaat kan stralen, een prachtsprookje, Blogbaas