19.10.10

De klacht



Er was een klacht gekomen dat het vaak zo stil was in appartement 16a en dat dit wel eens op frauduleuze praktijken zou kunnen wijzen. Die klacht werd aanvankelijk door de autoriteiten weggelachen, maar toen zij via andere wegen nogmaals geformuleerd werd, gebood het reglement dat er een inspecteur moest worden op af gestuurd.
J., een stille, maar ernstige en met diplomatieke gaven begunstigde man kreeg de opdracht.
Hij belde aan en nog voor hij in zijn linkerzak had kunnen voelen of hij zijn identificatiepasje wel bij had werd er opengedaan door een spiernaakte vrouw van een jaar of dertig.
J. stelde zich voor, waarop zij hem voorging naar de zitkamer waar nog zes in min of meerdere mate naakte vrouwen, in de leeftijdsklasse van tweeëntwintig tot vijfenveertig jaar, het samen blijkbaar heel gezellig hadden.
De een las een boek, de ander deed de strijk, nog ander was op een laptop aan het tikken en ondertussen hadden zij het onder elkaar afwisselend over koetjes en kalfjes.
Toen de vrouw die hem had binnen gelaten had uitgelegd wie hij was als man in functie werd er even zenuwachtig gegiecheld, maar al snel zetten zij hun gesprek voort.
„Neen hoor, wij hebben niets te verbergen, wij houden gewoon van rust. Maar wil u niet een kopje koffie? U ziet er afgetobd uit.”
Zulke vrouwen hebben oog voor detail begreep J.,
„Graag,” en hij schoof mee aan tafel.
Naarmate zij hem uithoorden over zijn werk, zijn gezin en zijn groot persoonlijk verdriet werd J. spraakzamer dan hij ooit was geweest en dra voelde hij zich helemaal aanvaard in hun midden.
Na zijn derde kopje koffie trok hij zowaar zijn jasje uit.


Geen opmerkingen: