woensdag 10 mei 2006

Gisteren, om zeven uur 's avonds, heb ik samen met P., mijn collega, een poging tot inbraak in mijn wagen verijdeld. Drie boefjes rond vijftien jaar oud schat ik. Mooi raciaal verdeeld: een bleekscheet, een noordafrikaan en een neger.

Een mens probeert "politiek correct" te zijn in werkelijk alle facetten van het leven waarmee de hedendaagse mens wordt geconfronteerd en het is dan ook confronterend wanneer hij met de "kleine criminaliteit" in aanraking komt.

Let wel: het is het schorremorrie niet gelukt. De aanwezigheid van mijn collega (we waren dus twee tegen drie) en mijn zéér opzichtige pogingen om de politie op te bellen hielden hen op afstand. Inderdaad, op afstand, je moet niet denken dat dergelijk tuig zijn snor drukt wanneer zij betrapt worden. Neen, zij blijven op een meter of twintig van je af, afwachten wat je doet. Rekenen zij er dan op dat je weer weg gaat zodat zij hun bijzondere dagtaak tot een goed einde kunnen brengen?

Het is godgeklaagd hoe in de buurt waar ik gedwongen ben dagelijks mijn wagen achter te laten zo weinig politiecontrole is. Drie à vier keer per week worden er wagens opengebroken. De glasscherven blijven telkens nog een dag of drie op de grond liggen.

Ooit meldde P. de vondst van een hoop weggegooide correspondentie en tijdschriften, vermoedelijk uit een leeggeschudde postzak (tien meter verder van de plaats waar gisteren mijn auto stond), bij de politie, telefonisch. Zelfs voor de melding werd hij niet bedankt.

Om misverstanden te vermijden: het bovenstaande deed en doet zich dagelijks voor aan de Poincarélaan in Anderlecht, Brussel.

Mijn collega en ik hebben ons voorgenomen om eens op een avond met een videocamera dergelijke diefstallen of pogingen tot te filmen en het beeldmateriaal naar enkele televisienieuwsredacties te sturen. Benieuwd wat die er mee doen.

Geen opmerkingen: