2.2.12

De onbegeerde



Ja, één keer ben ik geïnterpelleerd, telefonisch weliswaar, maar wel op de man af. Het was een lieve vrouwenstem bovendien!"Bent u een onbegeerde?"
Ik verloor onmiddellijk mijn tegenwoordigheid van geest en gaf daarom misschien al direct te veel prijs.
"Ik vermoed van wel."
"U vermoedt dat?"
"Ja, omdat er zo veel bij komt kijken."
"Ja?"
"Ja."
"Ja-a?"
Pas nu begreep ik haar "ja" helemaal.
"Misschien beslist een mens daar niet helemaal zelf over."
"Over het feit of hij of zij onbegeerlijk is bedoelt u."
"Ja."
"U houdt er een interessante manier van denken op na. Stel dat u iemand ontmoet die u op een of andere manier duidelijk maakt dat u begeerlijk bent, wat doet u dan?"
(Daar heb ik al lang over nagedacht!)
"Dan ga ik in discussie."
"U gaat in discussie? Waarom?"
"Omdat mijn begeerlijkheid mij nauw aan het hart ligt."
Hiermee was het gesprek blijkbaar ten einde want zij bedankte mij en nam afscheid.
Wist zij wat zij weten moest?
In elk geval ben ik over dit onderwerp ben ik nooit meer geënqueteerd.

Geen opmerkingen: