2.1.06

Juan Simon Pidalgo, de laatste vrijheidsstrijder


Diep in de bergen van Perumbia, in de amper in kaart gebrachte streek van Barba Negra verschuilt zich tot op de dag van vandaag Juan Simon Pidalgo. Voor de één een terrorist, voor de andere een vrijheidstrijder. Welke zijde u ook kiest, iedereen die ooit met hem te maken kreeg roemt zijn eerlijkheid en zijn integriteit inzake de toepassing van de hem geheel eigen ideologische logica, gebaseerd op de zuiverheid van geest van de pure analfabeet. Nooit week hij af van de lijn die hij zich stelde en nooit voerde hij actie voor eigen gewin. Altijd verdeelde hij de winsten van gijzelingen of overvallen onder zijn volgelingen en de lokale bevolking die hem steunden. Slechts het minimum hield hij voor zichzelf en zijn vrouw Juanita Tapioca en dat besteedde hij in samenspraak met haar voor de aankoop van sobere huisraad of moderner wapentuig. Als de buit bijzonder meegevallen was nam hij zelfs genoegen met een nog kleiner percentage dan gewoonlijk, zeggende dat het plezier van veel geld te kunnen geven aan zijn vrienden in naam van de goede zaak (t.t.z. de bevrijding en ontwikkeling van Barba Negra) hem beloning genoeg was. Bij werkelijk grote geslaagde acties, zoals de vrijlating van die tweeëntwintig Franse toeristen voor zowat tweehonderdduizend Euro en vijfhonderd landmijnen van Britse makelij, stond hij handenwringend voor zijn tent, glanzend van verrukking, en liet hij het oog met welgevallen weiden over de dochters van zijn trouwe luitenant, Manolo "Ultimo Tremolo" Contreras. De volgende ochtend, zag men hem toen wenend van blijdschap en verrukking de tent van Carmen (de jongste dochter van Manolo) verlaten. Hij was met weinig tevreden.

Het is niet verwonderlijk dat hij zich met zijn gevolg in de regio van Barba Negra heeft gevestigd, de meest ontoegankelijke van Perumbia. Het is een zéér vruchtbaar gebied dat behalve van cocabladeren zeer goed voorzien is van wild en eetbare wilde planten. Terwijl ook de lokale landbouw als vanzelf floreert. Maïs, aardappelen, bananen, koffie, witloof, enz.: de boeren hoeven er na het zaaien nooit meer naar om te kijken en in de oogstperiode slechts de beste vruchten plukken. In de glorieperiode kwamen medestrijders af en aan, vrolijk staken hun rode vlaggen (het signaal dat zij overliepen van het reguliere leger naar het kamp van Juan) af tegen het groen van het gebladerte. Overal zag men lachende gezichten, volle monden en bolle wangen. Slechts schaars hoorde men klachten over amputaties, vermoordde familieleden, verdwijningen zonder processen. Gewoonlijk knikte Juan en wuifde met de hand, ten teken dat iedereen welkom was en dat soldij de volgende morgen al geregeld kon worden. Hoewel hij vrijheidstrijd en guerrilla op de meest professionele manier onder de knie had, was er één activiteit die de naam van Juan Simon Pidalgo tot in alle uithoeken van Perumbia, en daarna internationaal, verspreid had. Dat waren de ontvoeringen. Hoe hij het deed, men wist het niet. Men durfde er ook niet over nadenken zodra men vernam dat opnieuw een of andere arme drommel uit de straten van de hoofdstad was geplukt. Het had met zijn bijzonder overtuigende manier van communiceren en onderhandelen te maken, maar nooit, neen NOOIT kwam het NIET tot een uitlevering en het overhandigen van losgeld.

Journalisten van overal ter wereld hadden er dagreizen per muilezel voor over om Pidalgo te interviewen en zijn gijzelaars in hun moeilijkste momenten te fotograferen, en het kwam zelfs voor dat journalisten van kleine regionale bladen uit andere continenten, hun leven riskerende in de bergen van Barba Negra, de norse Pidalgo kwamen opzoeken, en zijn kamp alleen maar bezochten om kennis te nemen van de manieren waarop hij zijn onvrijwillige gasten tot medewerking overreedde.

Met dank aan Godfried Bomans. Wordt vervolgd.

Geen opmerkingen: