6.1.12

Figuurlijk



Op zekere dag is mijn neus geregeld aan mij beginnen trekken. En of mij dat altijd goed uitkomt of niet, op die momenten moet ik mee. Een scheiding is in deze geen optie. Waar hij mij precies heen wil hebben is niet altijd duidelijk. Er zit weinig logica, of herhaling in de trajecten. En waar wij ook komen, we blijven er nooit lang, alsof aanpassen aan een of andere locale moraal het doel niet is.

Het is ook niet alleen aan mij trekken dat mijn neus doet. Meestal, indien het uitgaat van officieel erkende gezagsdragers, antwoordt hij in mijn plaats: ondubbelzinnig en concreet en altijd naar waarheid. Binnenkort vrees ik dan ook een herziening van mijn belastingaangifte voor de laatste acht kwartalen.

"Waarom spreek jij toch zo door je neus," vroeg mijn vrouw, "als je met ambtenaren te maken hebt?"
"Van de zenuwen denk ik," beet ik haar toe. Dat neemt zij veel gemakkelijker aan dan dat ik toegeef mijn neus achterna te lopen en daar niet echt iets aan te kunnen veranderen.

Anderzijds, een typisch mannelijk probleem evenwel, wat de liefde betreft heb ik veel minder te klagen. Mijn neus voert mij ook hier naar altijd weer andere kansen en ervaringen en ik kan niet anders dan erkennen dat een en ander echt een openbaring is geweest.

Maar, in die gevallen is het in feite mijn vrouw die bij de neus genomen wordt, veel minder dan ik.

(Figuurlijk uiteraard. Letterlijk zou ik niet durven.)

Geen opmerkingen: