maandag 30 april 2007

Toen...

ik nog een heel klein jongetje was kreeg ik regelmatig bezoek van de Indiaan. Waar die precies woonde weet ik niet, maar in die tijd woonden wij zelf niet zo ver van het Haller Bos, dus de kans is groot dat hij daar ergens verbleef.

Hoe hij het wist weet ik niet, maar telkens wanneer ik om een of andere reden wat in de put zat wist hij me te vinden, en dan leerde hij mij heel wat nuttige dingen. Op die manier monterde hij mij telkens weer op, op een educatief verantwoorde manier.

Spoorzoeken, zorgen dat je zelf geen sporen nalaat, blaffende honden doen zwijgen, het ritueel van bloedbroederschap, verzamelen van braakballen, met je oor op de grond treinen en andere zware voertuigen horen aankomen, je neus snuiten op Indiaanse wijze, aardappelen in de schil bakken, een squaw aanspreken, zorg dragen voor een zakmes, Indiaanse knopen leggen (en weer losmaken), een beetje Frans voor kleine stadsjongetjes (heel nuttig toen ik later op mijn eentje door de hoofdstad liep: ("Monsieur, ou est la gare s'il vous plaît?"), fietsen zonder handen, scalperen (alleen de theorie), enz. Qua kennis deed ik beslist niet onder voor een volbloed Arapaho-krijger.

Gisteren, na drieëntwintig jaren, was hij er weer. Ineens. Ik zit dan ook weer in de put de laatste tijd.

"Het moment is gekomen," zei hij haast fluisterend.
"Hoezo? Welk moment?"
"Pemmikan. Het wordt tijd dat je leert hoe het te maken. Alleen met pemmikan overleef je langdurige perioden van tekorten en ontbering."

Precies wat ik nodig heb op dit moment.

Geen opmerkingen: