Onlangs ontmoette ik na jaren een oude schoolvriend. Ik was hem niet echt uit het oog verloren want zijn naam dook zo af en toe eens op in de media, maar persoonlijk contact was minstens vijftien jaar geleden.
Tot onlangs dus, toen we samen toevallig in hetzelfde café zaten uit te blazen.
- Ben jij...?
- Zeker, en jij bent B.
Wij hadden elkaar onmiddellijk herkend en raakten dadelijk aan de babbel. Alsof we elkaar nog pas vorige week hadden gezien.
- Wat doe jij tegenwoordig?
Vroeg ik, want ik wist dat hij niet meer in de uitgeverswereld zat.
- Ik ben vakbondssecretaris,
Antwoordde hij, met een gezicht alsof het even zwaar werk is als oorlog voeren in Irak.
- En? Valt dat mee?
- Tja, eigenlijk wel, maar het is werk van lange adem.
- En het onderhandelen met een werkgever, hoe gaat dat?
- Dat is een ander paar mouwen. De laatste jaren is daar zwaar de klad in gekomen. Ik vergelijk het met het roken van een vredespijp bij de indianen. Voor mij is de vredespijp een symbool van goede wil.
- Zo verschrikkelijk klinkt dat niet.
- Neen, alleen bekijk ik het zo: meestal ben ik het die de pijp koopt, het vuur aansteekt, de eerste trekjes doe en dan de pijp doorgeef. Dan begint het palaveren. Na een paar uur kom je dan tot een akkoord, of niet.
- En de pijp dan?
- Werkgevers gaan er van uit dat het een geschenk is.
2 opmerkingen:
Natuurlijk. En dat mag ook wel eens na al de geschenken dat de vakbonden gekregen-gestolen-geroofd (schrappen wat niet past) hebben van de werkgevers.
:-)
Een reactie posten