Uit behoedzaamheid hééél langzaam en zééér traagjes draaide ¡ de koperen deurklink naar beneden en er goed voor zorgende dat hij niet het minste geluid maakte duwde hij voorzichtig de deur, die trouwens veel minder zwaar was dan zij er uitzag, open. Tot zijn opperste verbazing bevond hij zich pardoes in de geheel lege gelagzaal van een in alle opzichten oude en verweerde herberg. Buiten was het donker en het rook er naar gerookte of gepekelde vis. Op een of andere manier, zo begreep hij, was de zee dichtbij. Hij dacht ook dat hij helemaal alleen was tot...
“Ha, die ¡! Daar ben je dan eindelijk!!” klonk achter hem de stem van een man die, toen hij zich omdraaide, iets of wat weg had van een gepensioneerde kapitein op de lange vaart en daar niet meer mee vereenzelvigd wenst te worden.
“Ik wacht hier al weken op jou!!!”
Aangezien de kerel zijn naam bleek te kennen gaf ¡ geen uitleg over het hoe en waarom van het tijdstip waarop hij hier was terechtgekomen.
“Je hebt toch de lunchbox met inheemse producten bij je?”
“Uiteraard, waar zie je mij voor aan?” antwoordde ¡ blij dat hij zich dan wel niet als stipt, dan toch als niet verstrooid kon voordoen.
“Geef op, ik scheur van de honger en ik ben die gerookte en gepekelde visgerechten zo beu als koude pap.”
“Wat die kerel, die zich niet eens voorstelt, ook vraagt,” zo besloot ¡, “ik geef hem beslist niet àl mijn inheemse producten. De weduwe heeft ze met zoveel liefde voor mij meegegeven….” en hij maakte aanstalten om de inhoud van zijn lunchbox gewoon eerlijk te verdelen.
“Wat krijgen we nu?” beet de man die nog altijd iets weg had van een gepensioneerde kapitein op de lange vaart en daar niet meer mee vereenzelvigd wenst te worden hem toe, “wie denk jij wel dat ik ben? Ik zei toch dat ik scheur van de honger?”
“Sorry, sorry,” verontschuldigde ¡ zich haast fluisterend, “het is omdat ik ze van de weduwe van schuin tegenover kreeg en ze inmiddels enige emotionele waarde voor mij hebben gekregen.”
“Ja, dat begrijp ik wel,” antwoordde de man ineens een stuk vriendelijker, “maar het is voor de goede zaak toch? Dat vertelde vakbondssecretaris De Zwever althans, of niet?”
“Zeker, dat staat vast!”
“Goed dan, en trouwens: ik heet Wal en ik ben Rus. Ik ben dagelijks onderhevig aan stortgolven van geweldige ideeën en invallen.”
“En ik heet ¡!” antwoordde ¡ totaal overbodig.
zondag 11 december 2016
¡ en de Hypothetische Trompetsmid (7)
Wordt vervolgd...
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten