Ik was vroeger een tijd samen met een meisje met een absolute aanleg om gelukkig te worden. Wat ik ook deed, zij was altijd gelukkig. Uiteraard kwam de dag dat zij haar vleugels wilde uitslaan en besloot naar Zwitserland te gaan wonen. Daar wist zij zich al snel de landstalen, de kunst van het boogschieten en appelkweken, en het redden van mensen in nood mits hulp van een hond eigen te maken. Uiteraard werd zij daar nog gelukkiger van, al was alles wat zij ondernam altijd belangeloos en zuiver.
Na vele jaren besloot zij om terug te keren om hier, te midden van haar vroegere vrienden en geliefden, mee oud te worden. Wat haar alweer nòg gelukkiger maakte.
Het feit dat ze weer in mijn buurt was raakte mij diep. Zo diep in feite dat toen iemand mij onlangs in een kritisch televisieprogramma vroeg of ik dan iemand kende die oprecht gelukkig was ik ineens haar naam heb verklapt. Zonder eigenlijk te weten of ik dat wel mocht.
__________