...De Zwever
tegen het lijf liep. De man die bekend stond voor zijn vele onwaarschijnlijke oplossingen voor voor de hand liggende problemen... |
Naarmate de dag naderde dat ¡ met de Hypothetische Trompetsmid op de proppen hoorde te komen kreeg hij steeds meer last van jeuk met uitslag. Volgens zijn nota's, want hij was iemand die alles opschrijft wat hem treft en wat hij denkt te moeten onthouden voor op het juiste moment, had hij nog maar iets meer dan een week en 0,4 dagen, terwijl hij in de afgelopen 1227 dagen niets, maar dan ook helemaal niets te weten was gekomen over het hoe, het waar, het waarom of het waarschijnlijke van de Hypothetische Trompetsmid. (Op die onooglijke voetnoot in dat naslagwerk in de stadsbibliotheek na dan.)
De wanhoop nabij, maar toch ook in de hoop dat hij de weduwe van schuin tegenover zou kruisen, besloot hij eerst een ommetje te maken en daarna dan langs te gaan bij zijn opdrachtgever om voor te stellen de opdracht aan iemand anders te geven, nu dat waarschijnlijk nog wel kon. Het was toevallig toen dat hij Vakbondssecretaris De Zwever tegen het lijf liep. De man die bekend stond voor zijn vele onwaarschijnlijke oplossingen voor voor de hand liggende problemen.
“¡! Hoe lang is dìt niet al geleden dat wij elkaar zagen!!” brak de vakbondssecretaris, zonder een hand te geven, onmiddellijk het ijs, “Je ziet er niet uit man. Wat een uitslag zeg, dat zal wel jeuken!?”
“Ja, een beetje wel. Dat komt door die opdracht van de Orde van de Hypothetische Trompettisten,” ¡ besloot meteen maar open kaart te spelen.
“Spreek op kerel, de kans is groot dat ik je kan helpen!” moedigde de Vakbondssecretaris hem meteen aan met de woorden die hij ook op professioneel vlak dagelijks gebruikte.
“Denk je?” piepte ¡ ineens schor van de hoop. De Vakbondssecretaris had nu eenmaal de naam een mooiprater en een bullebak te zijn, al had hij in afgeluisterde gesprekken als bewaker in de stadsbibliotheek toch ook horen zeggen dat De Zwever eveneens dirigent van de Harmonie was en een van de luidste meezingers tijdens de zondagsmis.
“Jazeker,” zei De Zwever, kom vanavond maar eens langs, “We vinden er wel raad op! Maar breng kaas en wijn mee, dat verkort het denkwerk!”
In die laatste hoopgevende woorden kon ¡ zich meteen heel goed vinden en dankbaar nam hij de uitnodiging aan.
“Tot vanavond dan.”
“Nà zeven!”
wordt vervolgd...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten