7.7.20

Mijn toekomstige vriendin


Er werd aangebeld. Ik ging kijken en zag een vrouw voor de deur staan. Ik deed open.
“Ik ben uw toekomstige vriendin,” zei de vrouw.
“O,” antwoordde ik.
“Ik ben uw toekomstige vriendin,” herhaalde zij.
“Misschien komt u beter even binnen,” stelde ik voor.
Mijn toekomstige vriendin kwam binnen en schudde haar natte paraplu uit.
“Het heeft geregend,” verklaarde zij.
“Gaat u toch zitten.”
Ik wees naar een stoel.
Mijn toekomstige vriendin ging zitten.
“Een kopje koffie?”
“Graag,” zei mijn toekomstige vriendin.
We dronken samen koffie en mijn toekomstige vriendin zei nog eens dat zij mijn toekomstige vriendin was.
“Ja,” merkte ik op, “dat zei u al.”
“Ik vind dat heel bijzonder,” zei mijn toekomstige vriendin, want dat is het toch. Zo dik in de vriendinnen zit u niet.”
“Dat is heel waar,” dacht ik.
“En er is meer, ik denk dat ik u volkomen zal begrijpen.”
“Probeer eens,” vroeg ik.
Mijn toekomstige vriendin ging verzitten, keek mij begripvol aan en legde haar hand op mijn onderarm. Dan zei ze sussend:
“Kom kom, zo erg is het toch allemaal niet.”
Mijn gemoed schoot vol.
“Hoe vindt u mij?” vroeg zij.
Ik zei dat ik wel een beetje onder de indruk was.
Mijn toekomstige vriendin schrok:
“Jeetje, het is haast vier uur.”
Dat zag zij op haar polsuurwerkje.
“Hebt u haast,” vroeg ik verbaasd.
“Ik moet nog naar mijn huidige vriend, maar maak je geen zorgen.”
Ik maakte mij geen zorgen, maar ik was wel in de war.
“Ik,” vervolgde mijn toekomstige vriendin, “ik ben dan wel u toekomstige vriendin, maar aangezien het haast vier uur is moet ik weg.”
“Wat jammer,” zei ik, “ik begon net wat aan u te wennen.”
“Ja, ik ook,” stemde mijn toekomstige vriendin in, “we wenden inderdaad al wat aan elkaar, maar ik poet echt weg, mijn vader heeft verzorging nodig.”
“Zei u niet dat u naar uw huidige vriend ging?”
“Zei ik dat?” vroeg mijn toekomstige vriendin, “Ja, dat heb ik wel meer? Ik haal dingen door elkaar.”
Daar schrok ik van.
“Gaat u nu maar,” zei ik, “op die manier kan ik uw bezoek maar moeilijk plek geven.”
We namen in opperste stemming afscheid, maar toen ik haar de straat zag uitlopen schudde ik met mijn hoofd. U zal wel begrijpen dat dit voor mij niet zomaar een ontmoeting was. Ik vond haar een schattige toekomstige vriendin, maar haalde ze de dingen niet toch door elkaar?


Geen opmerkingen: