Daar stond ik te kijken naar het uitspansel, de sterrenhemel. Die kent u wel. Plots merkte ik dat ik blind was en dat ik niets meer zag. Nu heb ik ooit eens gelezen dat je dan op een andere manier moet kijken. Of het kan oplossen met het uitstoten van geluiden. Zo gezegd, zo gedaan. En ja hoor al gauw “zag” ik weer sterren, maar ineens bedacht ik dat het met een bril misschien ook beter zou gaan.
Gelukkig kwam er iemand voorbij gewandeld.“Ik heb geen bril,” zei ik.
“Ik heb er toevallig een bij,” zei de voorbijgangster, “hier, neem maar.” Ze reikte mij de bril aan.
“Ik mag hopen dat het helpt,” zei ik dankbaar. Toen liep het natuurlijk mis. Dankbaarheid heeft mij al vaak parten gespeeld. Ik greep mis en de bril viel op de grond.
Ik ging zitten op mijn knieën en tastte in het rond. Ik zocht en zocht en zocht en kwam de meest prachtige dingen tegen. Stenen, wormen, planten, iets plastic dat nogal kleefde en andere sporen van de mensheid. Ik besloot om op mijn knieën verder te leven. Als een antropoloog op zoek naar veelzeggende sporen van het menselijk bestaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten