Toen het niet meer te harden was bood men de eenzamen geld aan om de dorpskernen te verlaten en zich terug te trekken in afgelegen bossen, of liever nog, in een ver buitenland, om daar zichzelf te zijn. Dat was voor de tijd van de deportaties.
De achterblijvers, de niet-eenzamen dus, vulden de vrijgekomen ruimte op met opgeruimd gelach en harmonieuze omgang. Dit recht hadden zij, want zij waren schaamteloos en waanden zich gesteund door een rechtvaardige god.
2 opmerkingen:
En in die tijd werden dus de boskernen steden?
voor Linda:
Dat verband werd nog niet onderzocht, maar het zou best kunnen.
Een reactie posten