Ik begreep dat ik in het verkeerde dorp was aanbeland toen ik twee volwassen dames zag knikkeren tegen de gevel van het huis van de smid, en wat verderop de burgemeester, vendelzwaaien met zijn sjerp. Uit een raam galmde een virginaal of een spinet (ik dacht Norwegian Wood). Mannen heb ik niet gezien. Op rooftocht waren die en werden pas tegen de winter thuis verwacht, op tijd voor het sluiten van de kleppen.
’s Nachts sprak ik met een jongetje. Het ventje stond te gluren naar de sterren in de lucht en wees mij fier op het volkseigene van de constellatie ginder ver. Toen ik hem vertelde dat ik van op een brug in Kioto, toch mijlen ver van hier, ooit dezelfde hemel heb gezien, wees hij er fijntjes op dat dit mijn versie van de feiten was, en dat, als ik weg wilde van daar, ik op zoek moest naar het mij bekende pad, “want dat is toch wat iedereen doet als hij verloren is gelopen?"
Geen opmerkingen:
Een reactie posten