Er werd plechtstatig aangeklopt. Voorzichtig deed ik open en daar stond Leopold II, angstvallig om zich heen glurend.
“U lijkt wel Leopold II,” zei ik, om mij te vergewissen en de lezer gerust te stellen.
“Ja, Wij zijn Leopold II.”
Ik liet hem binnen, want ik ben zo opgevoed.
“Mogen wij U eens uitleggen hoe het allemaal gegaan is, heel precies?”
Ik antwoordde: “Voor mijn part…”
Eerst ijsbeerde hij wat rond de tafel en stak toen van wal, een betoog over èèn en ànder.”
Ik wist er geen touw aan vast te knopen, maar toen hij even zweeg zei ik dat hij een mooie stem had en dat ik er prijs op stelde dat hij weer vertrekken zou.
Hij leek mij radeloos toen hij mijn huis langs achteren verliet. Niet naar de vergetelheid, want die ligt de andere kant op.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten