Waarschijnlijk leniger dan een poema glipte het ruimtewezen in zijn of haar vliegende schotel. Een langwerpig voorwerp met aan beide uiteinden een dubbel knobbelachtige verdikking, waardoor het sterk op een bot leek zoals honden in een stripverhaal in hun bek houden. Onmiddellijk weerklonk er in de wijde omgeving een zoemend geluid, waarna het tuig terug opsteeg in de nevelen van het heelal. Geen idee waarheen want van astronomie heb ik nooit iets onthouden. Maar het feit van het vertrek kan ik dus beamen.
Het had uiteraard allemaal heel anders kunnen verlopen: dat hij of zij was gebleven en had toegelicht wie hij of zij was en over welke kennis en kracht hij of zij beschikte. En dat er nà hem of haar nog meer van hetzelfde slag zouden komen, omdat de aarde over iets beschikt dat in hun ogen schaars en waardevol is.
Laat ons dus niet klagen en gegaan waaraan wij gebrek hebben.
_____
Geen opmerkingen:
Een reactie posten