Oorlog met Mars
Eindelijk brak het ogenblik aan waarop Furuhata de sarcofaag mocht verlaten. Het besef dat het duizend jaar geleden was dat hij de aardbodem nog had betreden raakte hem diep.
Eens buiten zag hij dat ze in een pas gegraven tunnel stonden.
Aan de kant lag iets wat op een waterkanon leek.
‘Wat is dat?’ vroeg hij.
‘Een apparaat om gaten en tunnels te boren. Grond, beton, stalen muren, het gaat er zo doorheen. Deze tunnel heb ik alleen gegraven, het kostte mij een minuut of dertig,’ antwoordde Chita tot zijn verbazing.
Hij dacht dat ze jokte, maar hij geloofde haar toen ze uiteenzette dat dit ‘waterkanon’ werkte op basis van energie uit kernsplitsing.
‘O, op die manier…, Draaien tegenwoordig dan alle apparaten op energie die vrijkomt bij kernsplitsing?’ Chita antwoordde bevestigend maar keek hem aan alsof hij regelrecht uit de prehistorie kwam met zijn vraag.
Toen ze uit de tunnel kwamen ontvouwde er zich een stedelijk landschap dat leek op dat op de prenten in vroegere wetenschappelijke magazines, met titels als “De wereld over tien miljoen jaar”. Het eerste wat hem opviel waren de honderden straten en wegen, die zowel horizontaal als verticaal, kriskras door elkaar liepen. Geen van deze ontelbare wegen leek ook maar ergens een andere te kruisen, zoals hij dat kende. Voor zover zijn blik reikte liepen ze allemaal, langs boven of langs onder, langs elkaar heen en kruisten ze nergens. Er was ook nergens oponthoud door verkeerslichten of zo.
Nog verrassender was dat hij op deze wegen niets zag wat op een voertuig leek. Toch zoefden de mensen als dolle kogels voorbij. Met ongelofelijke vaart.
‘Wat sprint men erop los zeg,’ zuchtte hij.
Alweer lachte Chita smakelijk om zijn domheid.
‘Dat ziet u verkeerd meneer Furuhata, de mensen sprinten niet maar de wegen bewegen zich vooruit. Vroeger waren het naar verluid niet de wegen, maar wel auto’s of treinen en dergelijke die vooruitreden, toch? Heden ten dage zijn het de wegen die zich met hoge snelheid voortbewegen. Je hoeft er maar op te springen en je wordt naar om het even waar gebracht.
‘Een van zichzelf voortbewegend wegennet, wat een infrastructuur! Maar de aandrijvingskracht. Dat kan toch de moeite niet lonen, wat een investering? Alleen al de energie …’
Maar Chita onderbrak hem:
‘Neen hoor, we hebben vandaag de dag energie op overschot. We kunnen er zoveel maken als we willen door materie te kraken. Vergeleken met vroeger is dat ook veel krachtiger. We hoeven ons helemaal geen zorgen meer te maken over energie.
Furuhata was onder de indruk. De wereld hoefde zich geen zorgen meer te maken om energie. Wat leefde de mens nu in een voorspoedige tijd!
Zo kwam hij op de prangende vraag die hij wilde stellen:
‘Hoofddocente Chita, de wereld vandaag, kent die nog oorlog?’
‘Oorlog…? Ja, zeker wel!’
Net op dat ogenblik schalde er een stem zo luid dat ze tot in alle uithoeken van de stad te horen moest zijn. In een razend tempo werden allerlei dingen omgeroepen.
Chita’s gezicht versteende.
Toen het geschal zweeg vroeg Furuhata:
‘Wat was dat? Dat geroep kwam uit luidsprekers toch?’
‘Inderdaad. Het was een bericht van het Centraal Commando voor Emigratie. Iedereen onder een bepaald nummer wordt gesommeerd om zich naar het aardoppervlak te begeven en daar te verzamelen bij een emigratieraket.’
‘Zijn we nu dan niet op het aardoppervlak?’
‘Neen, we zitten hier vijfhonderd meter onder de grond!’
‘Dit is dus een ondergrondse stad! Hoofddocente Chita, wat zou ik zou graag het aardoppervlak zien, ik wil zo snel mogelijk weten in welke mate dat veranderd is.
‘Vergeet dat maar.’ De docente wees zijn vraag meteen van de hand, ‘Alleen wie het bevel krijgt om naar boven te gaan mag eruit. Emigreren kan alleen op bevel. Dat is de enige manier om naar boven te mogen gaan.’
‘Emigratie? Waarheen emigreert men dan?’
‘Naar Venus. Op regelmatige tijdstippen worden er grote groepen mensen naar Venus
gestuurd.
‘Venus? De planeet Venus?’ Furuhata was verbaasd. Was het nu dan eindelijk mogelijk om naar de sterren en de planeten te reizen?’
‘Als alles vlot verloopt is over drie maanden ongeveer de hele mensheid naar Venus verhuisd.’
‘Hé? En dan blijft de aarde leeg achter? Jemig, waarom is dat? Onze dierbare aarde zomaar in de steek laten?’
‘Omdat we weten dat over precies één jaar de aarde in botsing zal komen met de komeet ICKX en helemaal zal worden verpulverd.’
‘O, vandaar, een botsing met een komeet.’Hij knikte, ‘Dan begrijp ik de noodzaak om van de aarde te emigreren. Maar waarom niet naar Mars in plaats van Venus? Het klimaat daar lijkt toch het meest op dat van de aarde?
Er verscheen een harde glans in de ogen van Chita, een blik die Furuhata nog niet eerder had opgemerkt.
Ze antwoordde: ‘Jij bent niet alleen ouderwets van mentaliteit, maar je begrijpt ook helemaal niets. Wij zijn in oorlog met Mars. Zodra we plannen hadden om naar Venus te emigreren zijn de Marsianen ons beginnen te dwarsbomen. Daardoor kon tot nu toe slechts zeven procent van onze raketten daadwerkelijk Venus bereiken, de andere drieënnegentig procent is door Marsiaanse raketten vernietigd. De mensheid is zo goed als uitgeroeid. En we kunnen er amper iets tegen inbrengen. De Marsianen zijn gewoonweg rücksichtloser en nog wreder dan wij. De mensheid had zich véél vroeger moeten voorbereiden op oorlogen in de ruimte denk ik. Wat een hoogmoed om te geloven dat wij in heel het heelal vanzelf het slimst of het meest intelligent zouden zijn.’
Pas nu begreep Furuhata dat Chita daarstraks interstellaire oorlogen bedoelde toen ze antwoordde:
‘Oorlogen…? Ja, zeker wel!’
* * *
Noot van de vertaler:
Misschien moet ik dit alles over
enkele weken toch nog maar eens
grondig herlezen en herwerken!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten