4.7.11

Tintelen



Lyppi kon altijd al goed tongzoenen en iedereen die er niet al te afzichtelijk uitzag en er een aanvaardbare mondhygiëne op nahield moest er onherroepelijk aan geloven. Dat creëerde bij het overrompelde mansvolk vaak verwachtingen die zij, zij was ook de lelijkste niet, niet altijd evenredig inloste. Degenen die om een of andere reden echter (vaak betrof het niet-rokers) een diepere indruk op haar maakten mochten wel (vaak verzocht zij daar zelfs uitdrukkelijk om, omdat niet iedereen op het gedacht komt) met hun tong tussen haar loszittende tanden gaan om ze door wat te duwen en te kronkelen te laten wiebelen. Dat vond Lyppi echt het totale einde. Het risico dat er al eens een kies loskwam nam zij er bij. Dat moeten inderdaad belevenissen geweest zijn!
Toen ook mij de eer te beurt viel haar te mogen tongzoenen evenwel, mocht ik nog kronkelen, duwen, wringen en wrikken wat ik maar wilde, er was geen tand of kies die ook maar een halve millimeter meegaf.
"Ja schat, ik heb er valse nu," verklaarde zij vlot, "maar wacht, ik neem ze uit. Dat is veel gladder en ik ga daar ook helemaal van tintelen."

Geen opmerkingen: