Na onze invrijheidstelling kregen wij de kans een totaal nieuw leven op te bouwen, los van elkaar. Emma, mijn vrouw, koos er onmiddellijk voor om als adelaar in afzondering te gaan leven. Daar had ik - alhoewel ik mijn twijfels had, want het leek mij niks voor haar - alle begrip voor. Ik gunde het haar ten volle na het benepen leven dat wij voordien hadden geleid. Bovendien zouden wij goed begeleid worden, garandeerde ons de sociaal assistent.
Voor mezelf zag ik het niet zo groot en ik koos voor een bestaan als aalscholver in dienst van een visser op het meer van Uji. Een bestaan waar ik mij lange tijd mee kon verzoenen omdat het op een gemakkelijke manier sociaal en cultureel aanzien verschafte, wat mij, zo dacht ik, toch toekwam.
Tot ik toevallig kennis maakte met een mus die Emma gekend had. Die was blijkbaar geen adelaar meer, maar had een downgrade naar kaketoe aangevraagd. Zij woonde nu bij een kapper in, voor wie zij allerlei woorden en zinnetjes nazei, tot groot jolijt van zijn klanten die haar accent zo wonderlijk vonden.
„Echt iets voor haar,” dacht ik.
Maar eigenlijk besefte ik toch dat zij haar draai niet had gevonden en kreeg medelijden. Ik begon meer en meer aan haar te denken en haar zelfs te missen. Ik dacht steeds vaker terug aan vroeger. Het werd zo erg dat uiteindelijk mijn werk er zelfs onder begon te lijden, zodat de visser voor wie ik werkte voorstelde dat ik, tijdelijk, zwaluw zou worden. Dat zou mij tijd geven om over mijn situatie na te denken en eventueel nog een en ander te gaan uitpraten met Emma, mocht ik dat nodig vinden.
En toen, als om te bewijzen dat je weinig aan je lot kan veranderen, ging het ineens heel snel.
Door een fout in de afspraken met de begeleiders die ons bijstonden om ons leven in vrijheid zo zinvol mogelijk te beleven, kwamen wij ineens oog in oog te staan voor de ingang van dezelfde wachtzaal.
Wij herkenden elkaar onmiddellijk, al was zij nu geen kaketoe meer, maar een pronte stadsduif.
In dat grijsblauwe zag zij er echt leuk uit, besefte ik.
En zij was niet geringd.
„Jij hier?!”
„Emma!”
Het was of we nog geen uur uit elkaar geweest waren. Alles ging plots weer zo vlot. Tijdens een dolle vlucht waarin we elkaar om beurten achtervolgden boven het stadspark praatten we honderduit en begrepen we weer precies wat we allemaal bedoelden.
„Hoe konden wij toch zo dom zijn om ons een leven in vrijheid te willen toemeten, en dan nog in proporties waarvan we hadden moeten weten dat het niks voor ons was!”
„Ach, zoiets moet je eerst meemaken,” zei ik, omdat ik er bij blijf dat in die zaken geen schuld of domheid bestaan.
Boven op een kerktoren besloten we om weer net als vroeger samen te gaan wonen, als parkiet. Uiteraard met de nodige verplichtingen van het leven in een kooi, maar we krijgen toch ook weer voer.
Met bijzondere dank aan Ferdinance.Crane voor de prent Twee vogels
3 opmerkingen:
@blogbaas: eindelijk, ik wist het... de tekeningen van ferdinance.crane zijn inspiratoir :) ze leiden tot een mooie parabel.
oeps, inspiratoir betekent: 'wat betreft het ademhalingsstelsel'... ik laat het staan
Kafkaësk (of Kafkaiaans)lieflijk... :-)
Een reactie posten