19.4.09

Over de geheimzinnigen



Men spreekt vaak over geheimzinnigen zonder echter precies te weten wat dat eigenlijk is: geheimzinnig zijn. Ik heb er daarom eens eentje bestudeerd. Daarvoor liet ik hem naar mijn landgoed komen met een bericht waarin ik hem omstandig uiteenzette hoeveel belangstelling ik wel voor hem had en dat ik ook voor al zijn eventuele onkosten zou instaan.
Mijn assistent liet hem binnen en stuurde hem naar de "wachtkamer." Daarmee was het experiment in feite al begonnen.
Wij hadden de "wachtkamer" vooraf uitgerust met kleine cameraatjes en, in geval van technisch falen, ook enkele loergaatjes in muren en deuren voorzien. Verder hing er in de kamer één schilderij (een reproductie van een Mondriaan) en stond er één tafel en één stoel. Op die tafel lag niet ontoevallig de krant van eergisteren en een fruitmand met fruit van het seizoen. Voor de rest was het wat men noemt een kaal vertrek.
De geheimzinnige ging zitten en wachtte af. Er kwam niemand. Uiteraard kwam er niemand, want wij waren dat niet van plan. Onze taak bestond er in hem eenvoudigweg te observeren.
Na een minuut of vijf legde hij de krant wat rechter voor zich en begon de koppen te lezen. Daarna, wij hoorden hem eerst licht zuchten, stond hij op om de Mondriaan te bekijken. Dat hield hij een seconde of negentig vol. Toen ging hij weer zitten en bewoog een hele poos, drie kwartier, haast niet. Al legde hij wel af en toe zijn linkerbeen over zijn rechter, en omgekeerd.
Uiteindelijk keek hij op zijn uurwerk en zuchtte hij eens diep. Deze keer was dat ook duidelijk hoorbaar. Opnieuw nam hij de krant en begon die nu met heel wat meer aandacht te lezen dan zo-even. Daarbij besteedde hij geen aandacht aan het financieel nieuws. Alvorens het tweede katern open te vouwen trok hij zijn jasje uit en hing het zorgvuldig over de rugleuning van zijn stoel. Wij hadden de kamer inderdaad goed verwarmd. Wij konden ook duidelijk waarnemen dat hij tijdens het lezen van katern twee iets uit zijn neus pulkte en dat vervolgens op at. Dat herhaalde hij vier keer.
Na nog eens eenenzestig minuten verder in het experiment stond hij weer op, trok de deur waarlangs mijn assistent hem had binnengeleid open en riep met heldere stem in de gang:
"Hallo!?"
Maar u zult wel begrepen hebben dat wij niet antwoordden.
Er verscheen een uitdrukking van verbaasde verwondering en verveling op zijn gezicht toen hij weer ging zitten en op zijn uurwerk keek.
Opnieuw las hij de krant en alweer had hij geen aandacht voor het financieel nieuws van eergisteren.
Toen, ineens, alsof hij een dapper besluit nam, veerde hij op, greep zijn jasje, trok de deur open, liep de gang in en verliet ons huis. Zonder ook maar iets te zeggen of te roepen of ook maar eender welke boodschap na te laten. Ik weet dus in de verste verte niet waarheen hij zo plots vertrok.
Als besluit van mijn experiment kan ik dus alleen maar stellen dat er over geheimzinnigen , zelfs na observatie, heel weinig te vertellen valt, behalve dat zij er door hun gedrag, bewust of onbewust, in slagen meer geheimzinnigheid te creëren dan er initieel was.

2 opmerkingen:

zapnimf zei

Potverdrie. Net ontdekt dat ik in de wachtkamer van de tandarts semi-geheimzinnig ben!

d.s. zei

Hij had geen spreek-mij-tegen-hoofd, neem ik aan.