Ik was toen natuurlijk al eenkennig en ik woonde in een flatje op de twaalfde verdieping met zicht over de stad. In de verte stond een kathedraal en soms dacht ik dat die van plaats was verschoven, want het geloof doet wonderen zegt men toch?
Op een ochtend stond er een vrouw met een grote handtas voor mijn deur.
'Wie bent u?' vroeg ik.
'Ik zoek warmte en onderdak,' zei zij.
'Maar het is warm buiten toch?' zei ik.
Zij ging liggen op de sofa en viel onmiddellijk in slaap. Zij sliep vredig. Na een uurtje maakte ik haar wakker en vroeg nog eens wie zij was, want dat over warmte en onderdak vertrouwde ik niet helemaal.
'Ja, eerlijk gezegd, ik wilde aanpappen met u,' zei zij.
'Aanpappen, met mij? Hier in deze flat ? Dacht u dat echt?' Ik was geschokt.
'Ja, dat zie ik nu ook wel in, hier valt niets aan te pappen.'
'U kan beter gaan voor er dingen gebeuren ,' zei ik. Dat het zo is gelopen lag uiteraard aan mijn eenkennigheid.
'Ik ga al,' mopperde de vrouw. Zij greep haar handtas en ging weg . Ik wist nog steeds niet wie zij was.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten