7.8.20

Een afflictie, geen syndroom

Er is mij vannacht is er mij iets vreemds overkomen. Ik ben opgestaan met lange armen. Op kantoor vroeg ik mijn collega’s wat zij daarvan dachten. Bleek dat hen hetzelfde was overkomen. Bij de ene al wat ongelijker dan bij de ander, maar, gemiddeld gesproken, waren ook hun armen langer geworden. Ons samen verwonderend over dit fenomeen, waarbij de ene meer bevoordeeld bleek dan de ander, besloten wij de bedrijfsarts te raadplegen. Het was best mogelijk dat een en ander gevolgen kon hebben in het arbeidsproces waar wij een onderdeel van waren.
Het mannetje keek ons verrast aan en greep dan naar een naslagwerk bovenop een kast in de hoek van zijn consultatiekamer. Hij hoefde er niet voor van zijn stoel te komediant zijn linkerarm bleek uitzonderlijk lang te zijn.
“Het gaat hier duidelijk om lange armen. Niet echt een syndroom dan wel een afflictie. De kans is reëel dat het vanzelf wel weer voorbijgaat.”
Ik bedankte hem en ging weer naar huis. Onderweg raapte ik spontaan afval en dierlijke uitscheiding op. De woorden van de de arts stemden mij niet hoopvol.
“In mijn straat hoorde ik door een open raam iemand een telefoongesprek voeren.
“Maar Jan, dat doe ik voor de armen!” klonk de lieve stem.
Daar kikkerde ik van op. Als het echt zwaar om dragen word kan ik dus ergens terecht.



Geen opmerkingen: