Elke dinsdagavond zet de familie De Wever haar dagelijkse besognes opzij en werpt zij een blik in de toekomst. Daarna gaan ze discussiëren.
Elke dinsdagavond zet de familie De Wever haar dagelijkse besognes opzij en werpt zij een blik in de toekomst. Daarna gaan ze discussiëren.
“Wil je horen hoe ik Peff spreek?” vroeg ze.
Peff? Ik wist niet wat ze bedoelde.
“Peff?”
“Ja, Peff. Dit is het handboek.”
Daar had ik haar al wel eens mee gezien. Ik dacht dat het een stationsroman was. Maar het was een Peff handboek.
“Ik dacht dat het een stationsroman was,” zei ik.
“Een stationsroman? Nee hoor. Het is een handboek Peff. Hier, kijk maar op de omslag.
Handboek Peff stond op de omslag.
“Allemachtig,” zei ik. Dat leek me het beste.
“Ja, maar ik ben nog lang niet klaar.”
“Peff,” antwoorde ik.
Een man met een hond kwam op mij afgestapt.
Dat heb ik wel meer aan de hand gehad. Ik ben een dierenvriend.
De hond beet in mijn rechterhand. Vraag mij niet waarom.
Ik ben een dierenvriend.
De man verontschuldigde zich:
“Sorry, dit doet hij anders nooit.”
“Ach, ik ben een dierenvriend,” zei ik, “maar u, u wil ik nooit meer zien.”
Ik heb hem nooit meer gezien.
Vaak zat ze een boek te lezen. Dat deed ze eerder nooit. Later bleek dat ze Peff leerde. Vreemd, want toen was er nog niemand die het sprak. Maar dat kon haar niet deren. Uren- en urenlang verdiepte ze zich in grammaticale en semantische overzichten.
Maar waarom in hemelsnaam? Waarom Peff en geen Chinees of Spaans?
Wat heeft het Peff wat het Nederlands niet heeft?
Ik kan het u niet zeggen. Ik spreek het niet.
“Irina!!”
“Peff.”
“Hè, spreek toch normaal.”
“Peff.”
“Kom nou, ik moet je iets vertellen.”
“Peff.”
“Over onze laatste keer en hoe ik toe…”
“Peff.”
“Maar Irina, geef mij toch een kans!!!”
Sinds Irina het Peff beheerste wist ze steeds beter om te gaan met figuren als kapitein Stroganoff.
Nooit, ook niet tijdens de pandemie, stelden Biks, Fiks, Riks en de kleine Kiks (die daarvoor misschien nog iets te jong was) zich vragen over het waarom van hun voornamen. Zo waren zij niet opgevoed.
De enige vrouw van wie ik echt hou zei me dat God slechts uit één oog ziet. Waarschijnlijk het linker. Maar mijn oogarts beweert bij hoog en laag dat het het rechter is... en dat ik hierover beter met niemand spreek, want als de twee Goden zouden samenwerken blijft niets nog ongezien.
Terwijl mijn overgrootmoeder op jonge leeftijd is begonnen aan een lijst van alle dingen in het leven die gebeuren zonder reden, maak ik er een met uitleg bij waarom de dingen gebeuren zoals ze gebeuren, of dat nu straks is, gisteren of ooit. Wij streven uiteraard naar volledigheid. Want zo gaat het leven.