30.6.15

Het vermoeden



Meteen vermoedde zij in hem een tomeloze seksuele hunker, maar niet met die precieze woorden, dat spreekt vanzelf.

29.6.15

Vieren


De kunst bestaat er in het touw te vieren zonder dat een ervaren klimmer er wat van merkt!

28.6.15

Maatschappelijke evolutie


Nu de maatschappij zo ver was geëvolueerd dat er niks meer moest worden uitgelegd - vermits alles werd gecommuniceerd - was elk middel goed om in zijn onderhoud te voorzien.

27.6.15

Bambi!


“Laat je nooit of te nooit Bambi noemen,”
waarschuwde het reetje haar en dat
was meteen het enige wat zij zich nog van deze
wonderbaarlijke ontmoeting herinnerde omdat de
gedachte sindsdien als een reële optie in haar
hoofd verankert raakte.

26.6.15

Een aforisme van oom Floris


Net zo als het onverdroten nastreven van het absolute geluk niet aanbevelenswaardig is, zou men de gedachte dat het bestaan aldoor zinvol moet zijn uit zijn hoofd moeten zetten.

25.6.15

Alles wijst er op

"Dankzij het verbod op cosmopolitisch denken voel ik mij nu heel wat rustiger."
“Dat is toch niet verboden?"
“Neen?"
“Neen hoor."
“Echt? En dat terwijl alles er op wijst."

24.6.15

De beleidsverklaring


Dat de beleidsverklaring geheel en al bestond uit enkelvoudige zinnen wekte niet meteen argwaan.

23.6.15

Wat ons benieuwde


Uiteraard benieuwde het ons zeer hoe hij zich door het leven sloeg als innerlijk onvrije man.

22.6.15

De man die er uitzag alsof...


De aanwezigheid van de man die er uitzag alsof hij altijd een vraag wilde stellen bracht menig lector danig van de wijs.

20.6.15

De kelder



Het was lang geleden dat ik in de kelder was geweest. Het bleek dat er zich daar sindsdien een hele dorpsgemeenschap had ontwikkeld. Met twee kruideniers, een politiekantoor, een wasserette, en kerk en een sociale woningwijk.
Op het marktplein raakte ik in gesprek met een verkoper. Hij was het niet eens met de overheidsmaatregelen.
“Ze trekken zich niets aan van de kleine man,” herhaalde hij steeds weer. Door daar niet op in te gaan gaf ik hem waarschijnlijk gelijk.
“Ik ben hier voor een fles wijn,” stelde ik mij voor.
“Dan moet je dààr zijn,” wees hij voorbij het gemeentehuis,
“dat is nog een èchte slijter."
Op weg daarheen werd ik aangesproken door een jonge vrouw.
“Het leven is hier zo slecht nog niet,” besloot zij op een bepaald ogenblik, “als je het leert te nemen zoals het komt.” Dat zei zij op een manier alsof het een wijsheid was die ik diep tot mij moest laten doordringen.
Na enkele weken was ik helemaal ingeburgerd en stond ik er helemaal niet meer bij stil dat iemand boven op mij zat te wachten.
“Als ze mij nodig hebben weten zij mij wel te vinden,” vertelde ik tegen iedereen die wilde weten waar ik vandaan kwam en ik hen uitlegde dat er boven de kelder dus nog verdiepingen waren.

19.6.15

Een aforisme van oom Floris


Een bepaalde vorm van rechtlijnigheid is een essentieel onderdeel van elke cirkelredenering.

18.6.15

De diepte



Er was eens een man die
ontsnappen wilde door
in de diepte te duiken.
De diepte was veel dieper
dan hij ooit had vermoed.
"Het is pas in het allerdiepste
van de diepte, dat ik ontsnap,"
zo heeft hij misschien wel gedacht.

17.6.15

Bedenking over tijdreizen



Mij lijkt het logisch dat de dag dat iemand de techniek van het tijdreizen ontdekt, dat alleen mogelijk zal blijken in de tijd vanaf het moment van de ontdekking, want daarvòòr was het dus nog niet ontdekt. Tenzij mij iets ontgaat natuurlijk, en dat overkomt mij geregeld, vooral daar waar het over chronologie gaat in mijn leven.

16.6.15

Al wat je zegt ben je zelf!



In die tijd was ik al wat ik zei ook al zelf natuurlijk, maar toen had ik dat niet helemaal door. Nu zeg ik zelf niet zo veel meer omdat ik het zelf niet allemaal meer zo precies weet, ik bedoel, tegenwoordig zeg ik doorgaans zomaar wat! Maar dat is dus ook omdat ik dat zelf ook ben zou je kunnen zeggen. De enige vraag die dan rijst is: ben ik nog wie ik vroegr was, als ik het zelf zeg?

15.6.15

Jan en Ingrid (Een troostrijke gedachte)


“Kom Jan, zeg nog eens iets poëtisch!"
"Zolang er in de hemel iemand aan ons blijft denken zijn we niet echt dood!"
“O, wat een troostrijke gedachte, hoe kom je er op?”.
“Ik put uit mijn religieuze inzichten!!!"

14.6.15

Vrouwenbenen



“Wil je mijn benen zien?” vroeg hij.
Dat vond ik een vreemde vraag.
“Of ik je benen wil zien?"
“Ja, ik heb vrouwenbenen nu. Op een dag mee wakker geworden."
Hij had de laatste tijd inderdaad een nogal eigenaardig loopje ontwikkeld, besefte ik. Dit was dus de verklaring.
“Ik dacht dat je aan de drank was,” zei ik, zijn woelig gevoelsleven kennende en daaraan had ik het dus toegeschreven.
“Neen hoor, niks drank. Het zijn vrouwenbenen, kijk maar. En hij trok zijn broek uit.
Ik keek en inderdaad, hij bleek twee gave vrouwenbenen te hebben.
“Allemachtig,” prees ik. Iet anders kwam niet meteen bij mij op.
“Ja hé,” antwoordde hij, terwijl ook hij ze nauwlettend monsterde.
“Dat veranderd uiteraard hoe ik in het leven sta,” verklaarde hij ineens.
Dat zag ik natuurlijk ook in.
“Maar we blijven toch vrienden?"

13.6.15

Vaak wederkerend gesprekje tussen Hansje en de heks

“Wordt je nu al wat dikker? Aan je billetjes?"
“Nee, dat valt nog aardig tegen."
“Het mag er stilaan van komen."
“Geduld, het komt er wel van."
“Daar ga ik van uit, ja. Anders loopt het slecht met je af."
“Ik wordt heus wel dikker hoor."
“Dan is het goed!"

12.6.15

Een aforisme van oom Floris


Het blijft toch vreemd dat politici altijd eenvoudige antwoorden hebben op moeilijke problemen, maar dat wanneer een nadenkend burger daar dan vragen over stelt, diezelfde politici ijskoud antwoorden “dat het allemaal veel ingewikkelder is dan men denkt”!?

11.6.15

De spreekbeurt



Tijdens het houden van een spreekbeurt
over zijn lievelingsdier
zag Jantje
tot zijn spijt
in de ogen van zijn klasgenootjes
niet overal dezelfde begeestering.
Hij vermoedde niet
dat dit de rest van zijn leven
zo zou blijven.

10.6.15

Vannacht


Ook vandaag is iets
onherroepelijks verloren gegaan.
Laten we daar vannacht
van dromen

9.6.15

Dralende mannen



Mits wat oefening herkent u ze wel, dralende mannen, voor een vakbondslokaal bijvoorbeeld.

8.6.15

Ijzeren gedachten



“Ijzeren gedachten zijn het zwaarst!"
“Maar vaak heb je wat hulp nodig om ze te plooien."
“Ik niet hoor."
“Hoezo?"
“Ik smelt ze."
“Tot kleine juwelen of voorwerpen van dagelijks nut?"
“Hoe kom je daarbij?"
“Wat moet je anders met ijzeren gedachten?"

7.6.15

De verdeelde heerser



Blijkbaar na een barre tocht door een louterende woestijn verscheen er eens een verdeelde heerser.
“Laat ik nu eindelijk eens beginnen met heersen,” zei hij hardop, als wilde hij die woestijn vergeten en hij besteeg een hoog balkon om het reeds toesnellende volk toe te spreken.
“Kijk hen daar eens staan,” dacht hij terwijl hij hen minzaam toewuifde,” zij konden mij evengoed onthoofden."
Maar daar dacht het volk niet aan, omdat het in hem de wijsheid van de woestijn vermoedde.
Daarop kuchte de verdeelde heerser en hij begon meteen verdeeld te heersen.
Nu hij op het balkon stond was hij toch de meest aangewezen persoon.

5.6.15

Onze landschappen



Naarmate wij dachten de mysteries te hebben ontsluierd, begonnen wij zèlf onze landschappen te bouwen, waar wij dan met zijn allen in verloren liepen. “Natuurlijk," zo geloofden wij haast zeker, "raken wij er wel weer uit," dat was maar een kwestie van het volgen van een regenboog die tijdig op zou duiken, helemaal op ’t eind, als wij er alleen voor stonden, zonder iemand om wat anders te verzinnen.

3.6.15

Andere taal



Er waren ogenblikken waarop zij het niet over hun eenzaamheid hadden, maar elkaar in de war brachten met heel andere taal.

2.6.15

Visioenen



Hij vond van zichzelf dat hij een schilderachtig leven lijdde. Vol avontuur en romantiek. Hij verzamelde ook hobbelpaarden en maakte grote schulden.
“Met het oog op de toekomst…” zei hij dan, tegen eender wie daarover uitleg vroeg.
Wij kenden hem van kindsbeen af en beschouwden hem als een van de onzen. Aan ons moest men dus niets vragen. Zeker niet over zijn visioenen.



1.6.15

Jan en Ingrid (Perfect gelukkig)



"Maar Ingrid, stel nu eens dat een van ons beiden minder gelukkig is dan de andere?"
"Ach Jan, maak je toch geen zorgen, ik ben perfèct gelukkig hoor!"