30.4.15

Rijkdom en praal



Hoe zij aan rijkdom en praal ontsnapte is een verhaal dat door velen wordt overdreven, maar dat zij zich veel inliet met dichters en poëzie heeft er beslist een rol in gespeeld.



29.4.15

Bepaalde vormen van liefde



"Neen hoor, bepaalde liefdesuitingen lijken ons te primair om er vragen over te beantwoorden. Kom zeg!"



28.4.15

Een aforisme van oom Floris



Taarten en bochten hebben met elkaar gemeen dat je ze goed moet aansnijden, anders kom je in de problemen.



26.4.15

In de wolk



"Waar zit je?"
Ik hield mij stil.
“Waar zit je?” schreeuwde men nu.
Shhht! Hier!!!!” fluisterde ik.
“Waar?"
“Hier, in een wolk."
“In een wolk?"
“Ja, ik ben gevlucht."
“Gevlucht, waarvoor?"
“Voor mijn vrouw, ik hou niet meer van haar en het komt zeker nooit in haar op dat ik nu in een wolk leef."
“Nee, dat zal wel niet."
“Zeg haar niets."
“Neen. Beloofd. Maar hoe lang blijf je daar?"
“Geen idee."
“Je kan je toch niet eeuwig in een wolk verbergen?"
“Nee, dat weet ik wel. Maar voorlopig lucht het al op als ik af en toe eens kan regenen."



25.4.15

Iets tussen de kust en de zee



Het is natuurlijk niet omdat al eeuwen de zee de kust kust en de kust de zee, overal waar zij elkaar raken, dat zij geen geheimen hebben voor elkaar. Ware dingen die echt waar zijn, maar ook andere ware dingen, dat spreekt vanzelf.



24.4.15

My Internal Banana



Zo af en toe vang ik boodschappen op in een mij vreemde, maar toch niet onvertrouwde taal. Zoals onlangs:

“Don’t you do that!. My internal banana does not approve."

Waarschijnlijk goed bedoeld, maar ik begrijp niet wat het precies betekent, of zelfs maar waar het vandaan kwam. Misschien was het niet eens voor mij bedoeld!



23.4.15

Schuilen



“Er zou heel wat schoonheid schuilen in ons!"
“Schoonheid? In wezentjes zoals wij? En waarvoor zou die dan schuilen?"



22.4.15

De kraai



“Altijd de waarheid spreken? Neen hoor, dat hoeft niet, ik ben niet onmenselijk!"
Met deze woorden was het ijs definitief gebroken en kreeg haar vriendschap met de kraai een diepte die zij eigenlijk nooit voor mogelijk had gehouden.



21.4.15

Een is geen



“Natuurlijk ken ik ook engelen... ‘tuurlijk wel! Nu ja, eentje toch."
Zulke mensen dus, die lieten wij maar praten.
Een is geen, dat weet iedereen.



20.4.15

Begrijpelijke dadendrang



Het is een begrijpelijke - maar daarom niet eenvoudig te verklaren - dadendrang, die aan de basis ligt van vader’s occasionele vluchten uit de anonimiteit van ons gezin om zich over te geven aan, of te storten in, activiteiten die, tot op heden, allesbehalve lucratief zijn gebleken.



19.4.15

18.4.15

Het verdrukken van mensen



"En baas? Wat denk je? Doen we het goed, verdrukken van mensen?"
"Jazeker. Nog vrij ambachtelijk, maar dat evolueert wel."
"Dat mag ik hopen, qua opbrengst is het nog niet veel."



17.4.15

De vrouw en het geluk dat het hare niet was



Er was eens vrouw die probeerde van het geluk af te komen omdat het het hare niet was.
“Zou ik er beter af mee zijn dan jij?"
“Dat hoop ik uit de grond van mijn hart."
“Geluk dat het jouwe niet is, is heel zwaar om dragen, zo wordt gezegd."
“Ja, dat is zo."
“En als dit geluk ook het mijne niet blijkt te zijn?"
“Dan moet je er ook van af zien te komen."
“Valt dat mee?"
“Nee."
“En jij neemt niets terug?"
“Nee."
“Goed, ik waag het er op."
"Dank je."
En toen dook er iemand op die aanbood om mee te helpen dragen.



16.4.15

Kunstkijken



Kunst zou je niet alleen moeten leren om op een andere manier naar de dingen te kijken, maar op verschillende andere manieren. Dan opeens, herken je misschien wel jezelf! Al geef ik toe, het is niet iedereen gegeven.



14.4.15

Denken aan God



Ik heb heel lang nagedacht over waarom God die dag ònze tuin heeft uitgekozen om zijn peuk te doven, maar sinds er van deze gedenkwaardige gebeurtenis een foto is opgedoken (toevallig genomen door een van onze buren), ben ik niet meer zo zeker of het wel dat is wat ik zag.



13.4.15

Van de man die van kleine sterren grote sterren maakte



Er was eens een man die verzon hoe hij van kleine sterretjes grote sterren maken kon, maar hij wilde niet zeggen hoe hij dat dan wel deed. Hij was bang dat wij dan het hele firmament zouden veranderen.
Nieuwsgierig als wij waren evenwel, hielden wij, van ver, in het oog hoe hij te werk ging. Met een enorme trechter! Een zoals wij er nog nooit een gezien hadden. Verbaasd keken wij elkaar aan. Waar had hij die vandaan? Niemand die het wist.
Toen wij daarna weer probeerden af te kijken hoe hij van kleine sterren grote maakte, bleek het karwei al achter de rug.

(Andere verzinsels van deze man, waren eerder poëtisch van aard, en daar hielden wij ons dus nooit mee bezig.)



12.4.15

De omgeving



“De omgeving is overal."
“Jazeker, en doorgaans veel dichterbij dan je beseft."
“Ja, te dicht vrees ik."



11.4.15

De race



Als ik nu eens zou wist waar ik heen ga dan hoef ik mij niet meer achterna te lopen en zou ik zelfs voorsprong kunnen nemen om mezelf op te wachten en aan te moedigen (op de plaatsen waar het wat moeilijker is).
Maar zoals het nu is weet ik mij alleen maar achtervolgd, en ik slaag er niet in mijzelf, al is het maar voor even, af te schudden. Hoe onverwachts ik ook wegduik, naar links of rechts, wars van welke moraal ook.



9.4.15

Wijsheid van vroeger en nu



In de tijd dat er op onze aarde nog wijsheid op overschot was ging ik daar, zoals zovelen, uiterst achteloos mee om. Her en der ritselde ik er wat van bij elkaar om het dan elders weer achteloos rond te strooien. Dat ging zo in die jaren. Soms maakte men er gewoon thee van.
Maar toen men er meer en meer van aan de weet kwam bleek dat wijsheid niet altijd is wat men er op het eerste zicht van denkt. Dat maakte het bijeengritselen ervan, en het dan weer achteloos rondstrooien ineens een heel stuk ingewikkelder. Thee werd er helemaal niet meer van geschonken.
Ik zeg dit allemaal gewoon maar in verband met het zekere, want dat is het enige wat we nu nog hebben.


8.4.15

Stront



“Hoe zie jij jezelf dan?"
“Als niet meer dan een stuk niet te vreten stront."
“Een stuk niet tevreden stront?"
"Ja. Als iets wat door de meesten wordt gemeden en ontweken."
“Daar zit inderdaad wel wat in."
“Ik ben een stuk stront."
“Maar waarom niet gewoon een twijfelaar?"
“Een twijfelaar? Hoezo?"
“Die worden toch ook best gemeden?"
“Maar die stralen toch niet hetzelfde uit?"
“Nee, dat denk ik ook niet."
“Dan kan ik mij toch beter als een stuk stront zien."
“Eigenlijk wel, als je het zo bekijkt ben jij eigenijk wel een stuk stront."
“Ik dacht het wel."



7.4.15

Jan en Ingrid (Wat niet deert)



"Dat de mensen zouden schrikken als ze zouden beseffen hoe klein ik als mens wel ben, thuis? Maar Ingrid, wat deert dat nu?"



6.4.15

Een aforisme van oom Floris



Het is natuurlijk heel verleidelijk om een verloren zoon meteen bij zijn thuiskomst te vragen waar hij zoal uitgehangen heeft, maar dat doe je beter niet.



5.4.15

Een aforisme van oom Floris



Domheid is niet noodzakelijk erfelijk denk ik. Het blijkt vaak heel gemakkelijk eigen te maken.



4.4.15

De polyglot



dikwijls denk ik dan
omdat ik de taal niet versta
dat ik de dingen veel beter begrijp
en vice versa



3.4.15

Spel



Jarenlang leek het een spel,
tot eindelijk bleek dat zolang vader zichzelf niet vinden kon,
niemand anders hem ooit vinden zou.



2.4.15

Driehoekig neusje



Dat zij zo weinig succesvol was in relaties en dat mensen haar na verloop van tijd begonnen te mijden, dat weet zij geheel en al aan haar driehoekig neusje. Terwijl, als je daar niet op lette, dan zag je dat niet eens.



1.4.15

Een ander bevroren meer



Het is niet zo dat je op een welbepaalde plaats aan de kant van het bevroren meer de rand kan optillen en daar een wijze zal zien zitten die je antwoord geeft op al je vragen, al is het maar iets cryptisch, in de trant van

“Er is geen brood meer jongen."

Of dat er dan een zachte arm verschijnt die je naar binnen trekt en je alles voelen laat zoals je denkt dat het later voelen zal, dat wat je zo lang al zo graag voelen wil, en wat je tot hiertoe denkt gemist te hebben.

Was het maar waar.

Of denken wij, jij en ik, elk aan een ander bevroren meer?