31.3.15
Het alles en het niets
Na zich jaren aan de uitbeelding van het niets te hebben gewijd - met succes, want er zijn van hem geen werken uit deze periode bekend - besloot de kunstenaar om zich aan de uitbeelding van het alles over te geven. Voorlopig met veel minder succes, al speelt daar de algehele economische situatie van onze regio een grote rol in. Volgens hem.
30.3.15
Een blijk van wantrouwen
“Ben ik echt nog helemaal zichtbaar? Ik bedoel, is er dan echt helemaal niets onzichtbaar aan mij geworden?” vroeg het meisje dat vreesde dat zij onzichtbaar werd.
“Natuurlijk niet,” zei ik, terwijl ik de kans greep haar eens goed te bezichtigen, langs alle kanten, nu zij zich toch aanbood.
“Echt helemààl?"
“Absoluut! Of wacht…, neen hoor. Ik zie alles."
“Omdat ik dus werkelijk de indruk heb dat ik onzichtbaar wordt."
“Neen hoor, niets van aan."
“Ik vraag het straks nog eens aan iemand anders. Om alle twijfel uit te sluiten."
“Ja. Dat is altijd wel een goed idee,” zei ik, maar u begrijpt dat ik dit als een blijk van wantrouwen heb opgevat.
29.3.15
Armslag
28.3.15
27.3.15
Wij begrijpen elkaar goed
Ik werd eens in een paleis ontboden. Uiteraard ging ik daar op in, in mijn beste pak!
“Ik heb mijn tegengestelde overwonnen,” vertelde mijn gastheer op zeker moment.
“Pardon?” vroeg ik.
“Ik heb mijn tegengestelde overwonnen,” herhaalde hij terwijl hij mij een volgende salon binnenloodste.
Ik nam er voorzichtig plaats en hoedde mij ervoor niet te veel achterover te leunen of wijdbeens te gaan zitten. De stoelen zagen er nogal breekbaar uit.
“Zal ik uw veter dichtknopen?” bood hij aan.
“Dat is attent van u."
“Terwijl hij mijn veter stevig aansnoerde herhaalde hij nogmaals dat hij zijn tegengestelde overwonnen had.
“Ja, dat zei u al,” ik verdacht hem ervan er zo een te zijn die zijn hele leven lang op één en hetzelfde wapenfeit teert.
“Ja, inderdaad,” bevestigde hij, “daar ben ik zo trots op. Ik geloof niet dat er veel mannen zijn die er in slagen hun tegengestelde te overwinnen, denkt u niet?"
Ja, dat dacht ik ook.
“En nu knoop ik nederig veters," lachte hij.
Ik kon niet anders dan dat te beamen.
“En, wat denkt u?"
Ik moest toegeven dat mijn schoen weer aangenaam strak zat.
“U schijnt zo iemand te zijn die de dingen vaak omgekeerd aanpakt, niet?"
“Hoe komt u daarbij?” schrok ik. Wie had hem dat verteld?
“Ik zei toch dat ik mijn tegengestelde overwonnen heb?"
Ja, dat had hij inmiddels wel duidelijk gemaakt, maar zelf stond ik daar dus niet zo bij stil. Mensen zeggen zo veel."
“Misschien kan u beter nu vertrekken,” vervolgde hij, “mijn vrouw komt zo en ik heb nog een kip te slachten."
“U vertelt mij dus niet meer over dat tegengestelde?"
“Neen. Ik heb nog een kip te slachten. Ik slacht er elke dag een, namelijk."
“En uw vrouw komt dadelijk, dat zei u ook."
“Heb ik dat gezegd? Ja, dat overkomt mij wel meer."
Ik kreeg een eigenaardige indruk van hem. Met welk deel van zijn tegengestelde had ik eigenlijk te maken?
“Goed, dan ga ik maar, ik begrijp dat u het druk hebt."
Zo namen wij afscheid.
’s Avonds bij mijn geliefde in bed had ik het over deze ontmoeting.
“… en hij had, zo zei hij meermaals, zijn tegengestelde overwonnen en weinig mannen kunnen dat."
Daar waren wij het beiden over eens.
Wij begrijpen elkaar goed, ook in het onbegrijpelijke.
26.3.15
De danser
“Neen, ik blijf hier verder dansen."
“Jij blijft hier verder dansen?"
“Ja. Want als ik ophoud stopt de aarde met draaien."
“Hahaha… dat geloof je toch zelf niet?"
“Zeker wel."
“Jij bent gek."
“Gek? Wat is dat?"
“Een andere manier van dansen."
“Houdt die de aarde ook aan het draaien?"
“Misschien wel."
“Dank je, ik blijf wel gewoon verder dansen."
“Goed, dans maar."
En daarom draait de aarde nog altijd.
25.3.15
Veel later
Ooit mocht ik eens meefietsen met iemand die precies wist wie ik was.
“Jazeker,” zei hij op zo’n manier dat ik meteen dacht te weten hoe de vork op de as paste. Hij keek mij daarbij olijk aan en nog voor ik op die voor de hand liggende vraag was gekomen beantwoordde hij ze al:
“Uiteraard, ik weet ook wie ik ben!"
“En dus zijn we uitgepraat.”
wilde ik dit vreemde gesprek maar meteen afsluiten.
“Tot op zekere hoogte, maar mocht jij er later nog iets willen aan toevoegen. Dat je veranderd bent bijvoorbeeld, laat het dan gerust weten.
“Afgesproken,” zei ik weer een van die dingen waarvan ik de reikwijdte altijd pas veel later inschat.
24.3.15
Sprookjesland
23.3.15
De heren zonder afspraak
"Daar heb je de heren zonder afspraak ook nog!"
“Vind je ze niet een beetje raar?"
“Raar? Hoezo?"
“Zoals zij zich uitdossen, en ons aanstaren, alsof wij voor zoveel bekijks zorgen."
“Ja, maar overal waar zij komen delen zij hun wijsheid."
“Is wijsheid niet ondeelbaar?"
“Dat heb ik ook heel lang gedacht."
21.3.15
Tijdsgebrek
“Ja, dat behoort ook tot de mogelijkheden,” waren de mannen die elkander tal van uitkomsten voorspiegelden het roerend eens, “Maar al het vorige dus ook! Wij hebben nood aan een bredere interpretatie."
Dat was een verzuchting die zij al meermaals geuit hadden, en ik begrijp zeker ook waarom. Het is echter een hele opgaaf om precies uit te leggen waarom en ik vraag mij af of daar nog wel tijd voor is.
20.3.15
19.3.15
Hypothetisch
18.3.15
Positief
“Maar pak je het nu eigenlijk wel ècht aan? Ik bedoel: onomwonden?"
“Eigenlijk niet, neen."
“Maar wanneer zal je het dan wel onomwonden aanpakken?"
“Dat komt er echt wel van hoor."
“Ik mag het hopen. Soms denk ik wel eens…"
“Wat denk jij wel eens?"
“Dat je het dus nooit onomwonden…"
“Neen hoor, ik pak het echt wel eens onomwonden aan."
“Dat is heel positief!"
17.3.15
Het zaakje
16.3.15
De verbaasde
Hij was van jongs af aan hoogst verbaasd, en daar heeft hij heel lang last van gehad.
Zelf heb ik zijn verbaasdheid altijd wel begrepen, in tegenstelling met de mensen met wie hij moest samenleven en die zij hem hoogst aanrekenden.
Dat was voor hem geen gemakkelijk leven, dat kan u zich vast wel voorstellen.
Uiteindelijk is hij zich gaan gedragen zoals de meesten en is hij zijn verbaasdheid minder en minder gaan tonen, en naarmate hij zich daarmee de dingen des levens makkelijker kon laten aanleunen werd zijn leven er iets makkelijker op. Zo stelde hij dat zelf.
14.3.15
De ogen
13.3.15
Schulden
12.3.15
Wegcijfering
11.3.15
De koningin met het lelijke tafelzilver (een onverklaarbaar sprookje)
Er was eens een koningin die het lelijkste tafelzilver van heel het land bezat. Zo lelijk was het, dat de koning het zelfs nooit wilde gebruiken voor staatsbanketten ter ere van zeer vijandige staatshoofden.
Telkens, na een lange reis in het buitenland hoopte zij dat er in haar afwezigheid dieven het paleis zouden binnendringen die alle waardevols zouden meenemen, het tafelzilver inbegrepen. Dan stelde zij zich voor om, "met het geld van de verzekering er nieuw te kopen. Iets eigentijds, eenvoudig en smaakvol!”.
Maar hoe herhaaldelijk er ook gestolen werd in het paleis, het tafelzilver bleef altijd liggen.
Bij haar thuiskomst was het steevast haar eerste werk om naar de tafelzilverbewaarkamer te rennen en te kijken of het tafelzilver eindelijk verdwenen was. Maar neen hoor, zoals altijd lag het er nog. Glanzend, maar aartslelijk. Zij wist nooit waar zij eerst van weg moest kijken, de kroezen of de vismessen.
Soms moest zij er van huilen. De kans dat zij het hele zootje aan haar kinderen zou nalaten werd met de jaren reëler natuurlijk. En weggeven was geen optie. Elk weldenkend mens zou zulk een geschenk als een belediging beschouwen. Dat kon een koning of een koningin zich toendertijd niet veroorloven.
Zo bleef het tafelzilver vele generaties lang koninklijk bezit, en deelde elke koninklijke generatie, los van de andere zorgen eigen aan hun regeerperiode, hetzelfde verdriet.
Vandaag de dag is het land waar het tafelzilver zich bevind een republiek, uitgerust met een toeristische dienst die in haar campagnes de nadruk legt op het natuurschoon en het klimaat als troeven om buitenlandse toeristen te verleiden er geld te komen uitgeven. Men moet al heel veel sprookjes hebben gelezen om er weet van te hebben dat er ook nog nooit gestolen lelijk tafelzilver te bekijken valt. Het mag dan ook niet verwonderen dat de vraag hoe de koningin in dit sprookje eigenlijk heette nooit meer gesteld wordt. Maar dat is al wel meer koninginnen overkomen.
10.3.15
Bij volmondigheid
9.3.15
Pukkel
8.3.15
De waardevolle gedachte
Net op het ogenblik dat ik een uiterst waardevolle gedachte probeerde vast te houden werd ik opgebeld door een mij uiterst dierbaar persoon, in verband met een mij en dus ons hoogsteigen probleem. Helemaal ontredderd door wat zij mij vertelde ben ik na dat onverwachte onderhoud maar even gaan wandelen in het park. Het was nodig dat ik op adem kwam.
7.3.15
Inspiratie
6.3.15
5.3.15
Veelzeggend
“Maar u vond dat niet veelzeggend?"
“Neen, niet echt."
“U hebt toch alles gehoord?"
“Jazeker!"
“Tja…."
Hij zweeg even en leek na te denken.
“Niet alles wat men hoort hoeft toch veelzeggend te zijn,” probeerde ik hem op te monteren.
“Neen?"
“Neen toch?"
“Ja, misschien heb je wel gelijk. Een mens verwacht eigenlijk wel te veel. Uiteindelijk."
4.3.15
Anders gaan eten
3.3.15
De lamp gevuld met water
2.3.15
De eerste steen
“Wat was dat precies met die eerste steen?"
“Ja, dat was ik hé, die heb ik gegooid."
“Hoe vind je dat nu? Achteraf?"
“Wat ik daar nu van vind? Tja… ik was toen nog zonder zonde, dus ik dacht dat het wel aan mij was om…"
“… om die eerste steen te gooien?"
“Ja. Zoiets."
“Dat was echt iets voor jou, dacht je?"
“Ja. Maar toen gooide ik er naast."
“Waardoor het allemaal uit de hand liep."
“Dat kon ik toch niet voorzien?"
“Ja, dat was ik hé, die heb ik gegooid."
“Hoe vind je dat nu? Achteraf?"
“Wat ik daar nu van vind? Tja… ik was toen nog zonder zonde, dus ik dacht dat het wel aan mij was om…"
“… om die eerste steen te gooien?"
“Ja. Zoiets."
“Dat was echt iets voor jou, dacht je?"
“Ja. Maar toen gooide ik er naast."
“Waardoor het allemaal uit de hand liep."
“Dat kon ik toch niet voorzien?"
Een aforisme van oom Floris
Abonneren op:
Posts (Atom)