28.8.14

Geen kwaad



Vroeger herinnerde hij zich heel veel van wat hij had gezien en beleefd, alsook op wie hij had geleken en welke vogels hij kon nabootsen, maar gaandeweg werd hij vergeetachtig en herinnerde zich niet meer wat hij werkelijk had waargenomen, of die of die niet echt op hem geleken had, alsook of hij ooit zo goed had gezwommen als een vis. Hij is het mij zelfs komen vragen of het wel allemaal zo was geweest en of ik het mij ook zo herinnerde?
„Natuurlijk wel,” heb ik gezegd, want daarin zag ik helemaal geen kwaad.




27.8.14

De glimlach van Geena Lisa



Ik werd weer door iemand aangesproken:
„Kan u eens glimlachten zoals Geena Lisa?”
„Ja hoor,” antwoordde ik.
„Doe dat dan eens voor mij,” vroeg hij.
Ik vond dat wel vreemd. Wat kon hij daarmee bedoelen? Vast voerde hij iets in zijn schild. Dus besloot ik het niet te doen.
„Nee hoor, dat doe ik niet,” wees ik af.
„Maar… hoezo?”
„Ik glimlach niet als Geena Lisa voor u.”
„Waarom niet?”
U neemt mij beslist in de maling, of voert wat in uw schild!”
„Ja, dat is zo. Het zou best kunnen dat ik u ineens in de maling neem. Dat ligt in mijn aard, ziet u.”
Waarna hij ogenschijnlijk monter zijn weg vervolgde. Ik zag dat hij veel schik had in onze ontmoeting en derhalve keek ik hem breed glimachend na. En inderdaad, toch ook een beetje zoals Geena Lisa.



In antwoordende zin (4)




.../...



Bomen die in volle vrijheid opgroeien hoort men niet te snoeien of in reservaten onder te brengen. Niet alleen trek ik haast dagelijks schoon ondergoed aan, het is eveneens zo dat ik er heel erg lang mee doe, vaak tot lang na de rek er uit is ook. Dansen doe ik vrijwel nooit en die ène keer dat ik het wel deed heb ik dan nog van horen zeggen. Nooit of nooit heb ik leeggoed of andere dingen voor statiegeld verzameld om in te ruilen voor een zakcentje. en godzijdank is dat nu ook niet meer nodig. Een keer of twee in mijn keven heb ik onopzettelijk een dier, waarbij één vogel, pijn gedaan, en in één van die gevallen denk ik dat het beestje daarna niet lang meer heeft geleefd. Zulke dingen zullen wel onvermijdelijk zijn zeker? Brrr… nee, ik kan mij niet voorstellen dat ik ooit aas eten zou. Al zullen er natuurlijk wel omstandigheden zijn.... maar die zal ik niet zelf creëren. Ik geef toch de voorkeur aan veren boven dons. Om geen misverstanden te hebben: ik ben een man (Tenzij u daar een nog striktere definitie van hebt.) Wanneer ik contanten aan iemand geef dan doe ik dat altijd in een neutrale, gesloten, maar niet dichtgelijmde enveloppe, en ik wacht ook altijd tot hij of zij de inhoud heeft nagekeken. Regelmatig, maar vooral in de winter natuurlijk, maak ik mij bezorgd of het water in de leidingen niet bevriest, want dàt zou - op de schaal van mijn leventje - een ramp zijn uiteraard. Met mijn gezondheid gaat het goed, maar beslist niet optimaal. Het is evenwel (en dat nog helemaal niet zo lang geleden) allemaal veel erger geweest. Ik kan bovendien ook zeggen dat er nog veel beterschap in het verschiet ligt. Eigenlijk ga ik steeds uit van een goede afloop in het leven, maar zeggen dat ik dat altijd verwacht is iets te sterk uitgedrukt. Met weinig van mijn zaakjes zit het echt helemaal snor. Als het allemaal opnieuw zou moeten na een nucleaire ramp of zo, dan ben ik zeker niet in staat de radio opnieuw uit te vinden vrees ik, maar een rudimentair systeem van telefonie zou wel lukken, dat geloof ik wel hoor. De tijden waarin vrouwen nog kousenbanden droegen heb ik niet bewust meer meegemaakt, maar uiteraard weet ik wel, van foto’s en illustraties hoe dat er uit zag, met van die knoopjes en franje soms ook. Met het vergelijken van sportmensen houd ik mij totaal niet bezig, en al helemaal niet wanneer zij in andere sporten en tijdperken actief waren. Ik ben nu oud genoeg om de diensten van een therapeut hoger in te schatten dan die van een automecanicien, maar over enkele jaren zal dat wel weer omgekeerd zijn.



...

25.8.14

Landschap



„En dit landschap is nog maar pas gisteren bedwongen, zei je?”
„Ja, het voegt zich al enorm, neen?”
„Ik weet het niet, het blijft toch altijd iets wilds houden.”
„Wild?”
„Ja, onbetrouwbaar enigszins.”
„De omheining is enorm sterk hoor.”
„Ik mag het hopen. Een landschap is nooit wat het is. Voorbeelden te over!"



23.8.14

Schandelijke dingen!



Ik zat op een bank in het park toen ik ineens door een onbekende aangesproken werd:
„Denkt u nu aan schandelijke dingen?”
En voor ik het besefte zei ik:

„Ja,”

dat kwam er ineens uit. Waarna wij het nog wat over koetjes en kalfjes hebben gehad en elkaar op de eendjes en het verglijden van de tijd hebben gewezen.



22.8.14

De hofleveranciers

Ik vroeg het aan de eender geklede jonge man rechts van mij:
"U bent natuurlijk ook hofleverancier?"
"Jazeker, van vader op zoon," klonk het gefluisterde antwoord.
"En hoeveel malen buigt u dan?"
Nu keek hij mij argwanend aan:
"Zeven keer!" klonk het nog stiller haast en op datzelfde moment werd hij naar binnen geroepen.
Het was toen dat het mij ontsnapte:
"GATVERR-DE-GATVER-DE-GGAAATTTVERR......"



21.8.14

Ontwikkeling



„En u gelooft ècht dat u zich als mens steeds zal blijven ontwikkelen en kunnen opbloeien in deze maatschappij?”
„Ja, uiteraard!”
„Daar wensen wij u dan alle succes mee,” rondden wij het interview af, elkaar veelbetekenend aankijkend.

Het spreekt vanzelf dat hij ons later nooit meer te woord heeft willen staan.



20.8.14

Hoed

Of ik zou willen sterven met een hoed op?
„Met bretellen aan, dat lijkt mij wel wat.”
„Maar dat vroeg ik niet.”
„Sorry, wat wilde je dan weten? Met een hoed?”
„Ja, of u met een hoed op wil sterven.”
„Wat is dat nu voor een vraag?”
„U bent er nog niet klaar voor dus?”
„Klaar waarvoor?”
„Om te sterven?”
„Met een hoed op?”
„Eventueel.”
„Daar heb ik nooit eerder bij stilgestaan.”
„O, sorry, dan heb ik de vraag gewoon te vroeg gesteld neem ik aan.”
„Maar toch, voor de belangrijke dingen in het leven neem ik mijn hoed af."



Wat vroeger kon (en ook waarmee ik nu misschien wel wegkom.)

„Maar ik ken u!”
„Dat dacht ik niet.”
„Toch wel, u bent die man met de afschroefbare benen.”
„Ja, u hebt gelijk. Maar dat was wel vroeger hoor.”
„Machtig vond ik dat, wat een tijd toch.”
„Het was nu ook weer niet alle dagen feest hoor.”
„Nee, dat zal ook wel niet.”
„Weet u, ik schroefde ze er soms achterstevoren weer op!”
„Achterstevoren?”
„Ja, dat liep heel anders weer.”
„En dat kon?”
„Ja, koen ton dat nog.”
„Dan is er wel veel veranderd de dag van vandaag.”
„Ja, maar de drang, die is dezelfde gebleven.”
„Dus u doet het nog wel eens.”
„Ja, een enkele keer.”
„Wat vind ik dat fijn voor u."



19.8.14

In antwoordende zin (3)

.../...

Er zal wel een heel pertinente reden voor zijn waarom buitenaardse wezens ons - aardlingen - niet komen helpen met onze moeilijkheden, maar, hoe stellen 'wij' ons dat eigenlijk voor? Als 'zuigeling', raar woord in deze context, kreeg ik nooit de borst want in die tijd stond het namelijk wetenschappelijk vast dat een juiste mix van melkpoeder en water, op een correcte en hygiënische manier opgewarmd, veel beter voor mijn ontwikkeling was. Het is dus in die zin dat ik mij ook heb ontwikkeld. Ik heb nog nooit naturisten zien sjoelbakken (het kwam zelfs nooit in mij op of zij dat deden, wel badmintonnen uiteraard). Het lijkt mij in elk geval veel minder heikel dan barbecuen. Als tennis voortaan op nog maar één soort ondergrond gespeeld zou mogen worden, laat het dan op een spiegel zijn. Sociaal economisch gesproken heb ik altijd oog voor het collectief belang. Dit lijkt mij ook nodig voor iemand die voor beschaafd wil doorgaan. Wanneer men mij vraagt om een vlag te ontwerpen voor een land (al verwacht ik niet dat dat ooit gebeurt, maar ik wil voorbereid zijn!) dan neem ik alle kleuren van de regenboog, elk in evenredige mate, in dezelfde volgorde en met precies dezelfde oppervlakte.



...

De vermomde



„Maar… ik herken u helemaal niet meer!”
„Dat komt omdat ik mij altijd vermom.”
„U vermomt zich? Waarom dan?”
„Het maakt het antwoorden op tal van vragen veel gemakkelijker.”
„En nu, bent u nu ook vermomd?”
„Neen, niet echt.”
„Mag ik u dan een vraag stellen?”
„Jazeker, momentje, even mijn jasje aantrekken en een valse snor opplakken."



18.8.14

Applaus voor Nee!



Hij nam een slokje water en schreeuwde het daarna uit:

„Nee...
Nee...
en nogmaals...
NEE!!!

Daarvoor kreeg hij in ruil een wel heel daverend applaus.

Zo gemakkelijk was het nog nooit gegaan.

Dus niet gedraald:
„NEEEE!!!!!!”

17.8.14

Vullen



Er zijn van die woorden die je gemakkelijk zelf kan vullen. Neem nu „leeg”, en uiteraard ook „vol”. Om de voor de hand liggende te noemen. Maar het lukt ook met „fiets” en „phenobarbital” hoor. En zeker met „afscheid” en „weerzien” en „jij”. En er is eveneens „sluipschutter”.


In antwoordende zin (2)

.../...

Het is maar te hopen dat ik nooit voor de haast onvoorstelbaar verscheurende keuze kom te staan, maar als ik ooit moet kiezen tussen de Bovenwindse of de Benedenwindse Eilanden, dan ga ik voor de Bovenwindse. Puur instinctief. Als ik helemaal eerlijk ben dan moet ik toegeven dat ik vrouwen die kauwgom kauwen en zich kleden in jurkjes met een panter- of luipaardpatroon onwillekeurig toch van laag allooi inschat. Dat is heel dom natuurlijk! Van mogelijke religieuze interpretaties op basis van de vorm van dierenhoeven heb ik totaal geen kaas gegeten, al kreeg ik ooit wel eens les in wat de barstjes in een schildpaddenschild kunnen betekenen. Als jazzmusicus zou ik beslist een nummer voor basklarinet componeren met de titel: 'Noodle for a Catfish.' Zeker voor kwaliteitsvolle badstof ben ik altijd bereid iets meer te betalen, ik hecht vrij veel belang aan het absorptievermogen. Ik eet zelden suiker, ik ben namelijk een Canderel-man, ook al omdat het wondermiddel Stevia mij is afgeraden. Alweer zo iets vreemds. Als ik runderen zie denk ik nooit aan biefstuk, maar bij paarden onmiddellijk aan paardenvlees, wat ik nochtans nooit eet. Veterloze schoenen beschouw ik instinctief als iets gemaakt voor mensen zonder smaak of stijl. Juwelen interesseren mij niet echt, maar ik betrap mij er toch op dat ik de laatste weken dikwijls naar voor mij onbetaalbare polshorloges sta te kijken. In het hoger middelbaar en zeker later aan de universiteit was ik erg geïnteresseerd in het Boeddhisme, meer specifiek in het Kleine Voertuig. Dat zou je nu natuurlijk niet meer zeggen. Het is al anderhalf jaar geleden dat ik nog eens hoofdpijn heb gehad, ja, één keer nog, een maand of twee geleden, maar dat was dan de nevenwerking van een medicijn.



...

16.8.14

Goed in bed

"U schijnt heel goed te zijn in bed, zegt men."
"Ja-a... maar als er niet al te veel druk wordt uitgeoefend en men een en ander wat weet aan te sturen, dan ben ik eigenlijk ook heel goed uit bed, dat mag ik ook wel zeggen!"
"O!"



15.8.14

Samen

„Zijn jullie nog samen?”
„Wie?”
„Jij en zij?”
„Neen, ik ben hier en zij is daar.”
„Dus jullie zijn niet meer samen.”
„Neen, niet nu.”
„Dat zou weer anders kunnen?”
„Ja."
"Spannend."



14.8.14

Oosterling



Niettegenstaande ik mij reeds geruime tijd met een oosterling identificeer lijkt het pas recent te gaan opvallen.
„U ziet er zo raar uit?”
„Ik zie er helemaal niet raar uit! Ik identificeer mij met een oosterling.”
„Met een oosterling? Hoe komt u daar bij? En met wat voor oosterling dan?”
„Wat voor oosterling?”
„Ja, je hebt er zo veel, van die oosterlingen.”
Ja eigenlijk wel, er zijn best veel oosterlingen, let daar maar eens op!



13.8.14

What's in a name

„… maar goed, what’s in a name?”
Wat precies het soort opmerking is waar ik smakelijk om kan lachen.
„Nee, echt: what’s in a name?”
En tòen pas bleek dus dat hij het ècht wilde weten.



12.8.14

De basisplichtplegingen



Vreemd toch hoeveel algoritmiek men van ons verwachtte, terwijl aan de basisverplichtingen daarentegen algeheel werd verzaakt. Dat mag toch, lieten ze ons verstaan, aangezien de algoritmiek hoe dan ook zwaarder weegt, nietwaar?
O! Merkte ik op, maar het wassen van de maan dan? Daar hadden zij niet van terug.
(Ik prees mijzelf gelukkig omwille van mijn tegenwoordigheid van geest: ik had mij deze keer namelijk voorgenomen het argument van het wassen van de maan in te zullen roepen wanneer nogmaals dat excuus van het doorwegen van de algoritmiek zou worden aangehaald om aan de basisplichtplegingen te verzaken!)



Over de lelijke vrouw

Of ik het nog eens over mijn wedervaren met die lelijke vrouw wilde hebben. Mijn wat? Dat met die lelijke vrouw. Heb ik het daar dan ook met jullie over gehad? Ik kan mij dat namelijk niet meer zo goed herinneren. En jullie willen dat nogmaals horen? Maar wat dan eigenlijk? Het hele verhaal? O! Het is de manier waarop ik het vertel!! Waarop ik over zulke dingen spreek en denk. Tja... wat kan ik daarover dan nog zeggen? Ik heb het eigenlijk ook niet echt nodig. Over die lelijke vrouw dus. Dat is het nu juist. Hoe kwam ik daar toen bij eigenlijk? Lelijk?



11.8.14

Zoals het hoort



En als wij nu eens weer zoals vanouds
onze kinderen zouden slaan
dan kan uit de energie die daaruit opnieuw vrijkomt

- ja, dat valt allemaal wetenschappelijk te bewijzen -

het aloude fluïdum

(dat wij tegenwoordig beter kennen onder de gebruikelijke naam van
"die goede oude tijd")

weer ontstaan en dan wordt vanzelfsprekend

(Nee, laat nu uw mond niet openvallen!)

al de rest ook weer vanzelf zoals het hoort.



10.8.14

Over mijn gesprekken met het weer

Tijdens mijn wandelingen wordt ik vaak aangeklampt door de weerselementen, want die willen altijd weten hoe het er in de mensenwereld aan toe gaat. Zo heb ik de zon al wel eens verteld hoe het er aan toe gaat bij mensen met verdriet, of aan de motregen uitgelegd wat het is om je even onbezorgd te voelen. Zulke dingen dus. Of hoe je als mens in stilte kan verdwijnen, dat had de sneeuw meteen door. Neen, wees gerust, ik vertel hen geen dingen die alleen ons mensen aanbelangen, dat spreekt vanzelf. Zo betrouwbaar is het weer natuurlijk niet, dat weet ik wel.




9.8.14

In antwoordende zin !

Met dank aan Padgett Powell.

Nee, zuiver op de graat ben ik niet! Jazeker, chirurgisch gesproken kan je heel wat met mij aanvangen. Aardappelen behandel ik inderdaad niet altijd met het nodige respect, soms besef ik niet eens dat ik er heb gegeten. Istanboel is ook een mooie naam voor een stad, toch? Of een paard een naam heeft of niet, daar sta ik nooit bij stil, maar het is wel zo dat ik mij in de buurt van eerder grote beesten niet echt op mijn gemak voel. Ik heb niet de gewoonte om aan kinderen te ruiken, maar de mijne, in ’t voorbijgaan, vind ik meestal toch wel heerlijk geuren. Zet een blinde vink voor mijn neus en ik zal hem beleefd opeten, het vleesgerecht natuurlijk, niet het visueel gehandicapt vogeltje. Zomaar op de stoep liggen slapen, dat zie je meer en meer. Maar voor mezelf had ik er eigenlijk nog niet aan gedacht. Misschien heb ik wel meer respect voor mijn ouders dan goed voor mij is, al kan ik dat niet steken op een overdreven katholieke opvoeding. Dit gelooft niemand, maar ik kan echt héél goed tegen mijn verlies, niettegenstaande het meermaals waar te nemen feit dat ik ook heel graag win. Misschien druk ik mij dus correcter uit wanneer ik zeg dat ik een ander zeker wel eens een overwinning gun maar dat het misschien ook juist daarom is dat ik de terreinen waarop ik wil excelleren zorgvuldig uitkies en mij minder gauw op de andere terreinen waag. Er wordt al wel eens aangebeld bij mij thuis, maar daarom hoor ik het nog niet altijd. Bij het uitspoelen van bijvoorbeeld een krop sla blijft er inderdaad vaak nog zand achter, zeker wanneer men het mij laat doen. Ik geloof niet dat iemand zoals een Mendeleyev bijvoorbeeld zich zou hebben geïnteresseerd in mijn persoontje, indien wij tijdgenoten waren geweest. 11! (Het aantal push-ups dat ik momenteel, zonder oefening en voorbereiding aankan zonder onpasselijk te worden), nu ja, 10! De laatste maak ik doorgaans maar half af.



...




8.8.14

Nee

In de lift werd ik prompt aangesproken door een vrouw die mij „Nee” leerde zeggen.
Tijdens de korte reis van het tweede naar het zevende onderwees zij mij de zes basisprincipes die altijd tot een onherroepelijk „Nee” leiden en bij het buitengaan verzekerde zij mij nog dat het toepassen van die regels al vlug intuïtief zou gaan.
Verbouwereerd, bleef ik nog even op de gang wachten om te kijken naar welke verdieping zij ging en repte me toen naar mijn collega’s om hen te vertellen wat er was gebeurd. Zij geloofden er niks van.
„Er werken hier in heel het gebouw niet zulke vrouwen.”
Maar ik hield voet bij stuk.
„Kom, we gaan naar de verdieping waar zij volgens jou is uitgestapt,” stelde de dienstchef voor.
Daar viel geen vrouw te bekennen en er was ook niemand om navraag te doen.
„Kom we gaan terug, er is beneden niemand om de telefoon te beantwoorden.”
Ik zeg nu steeds vaker „Nee,” weze het evenwel nog niet erg intuïtief.



7.8.14

Helemaal blij (Het belang van de 'komma')

Het volstaat soms om ergens een komma te, plaatsen om te denken dat je je best hebt gedaan en als het wat meezit voel je je dan nog helemaal blij ook!



6.8.14

Wanderlust



Er was eens een stuurloze man die zijn weg verloor in zijn eigen jas. Uiteindelijk vonden wij hem terug diep in de binnenzak. Voorzichtig wurmden wij hem er uit en zetten hem op de grond.
„Doe dit nooit weer!” vermaanden wij, „Of waarschuw op zijn minst wanneer de wanderlust je opnieuw bekruipt.
Dat beloofde hij plechtig.
Sedertdien heeft dit gebeuren zich niet meer herhaald. Ook niet wanneer hij zijn hondje uitlaat.



5.8.14

De neus



Of ik iets aan een neus had?
„Maar ik heb al een neus,” bekende ik.
„Ja, maar dat betekent tegenwoordig niets hoor.”
Maar wat moest ik dan met nog een neus.
En toen somde zij op:
„Hij trekt mensen aan… je zou hem in allerlei zaken kunnen steken.... En hij brengt ook geluk!”
„Geluk? Ook in de zin van dat er dingen van gaan groeien?”
Waarop zij moest toegeven dat zij dat niet precies wist. Maar haar eerlijkheid was zo charmant dat ik hem toch maar nam.
Morgen heb ik er dus een neus bij.



4.8.14

Van voor naar achter



„Ik houd er wel van, zo van voor naar achter.”
„En dan weer naar voor?”
„Hoe? Van achter naar voor?”
„Dat voor dan achter komt.”
„Nee, dat lijkt dan eigenlijk weer iets nieuws.”
„Maar achter dan toch ook in zekere zin?”
„Maar dat heb ik dan al weer gehad.”
„Ja, dat natuurlijk wel."



2.8.14

Hoe wij allemaal alert werden!



's Zondags bleven wij binnen of gingen wij buiten en op alle andere dagen ving vader een krokodil, want zo was hij:

Altijd dapper!

Al ging hij nooit in op de feitelijke details en mochten wij hem verder ook nooit storen.

Maar zo kwam het dat wij hem al wel eens hoorden mompelen, wijl hij dacht dat hij alleen was:
"Gevaar schuilt overal. Af en toe."

Zo werden wij allemaal alert!



1.8.14

Bij de polymorfen

„Kijk nu, vandaag doet hij zich alweer voor als rechtvaardige rechter.”
„De hufter!”
„Waarom? Je kent hem niet, toch? Hij heeft er misschien een goede reden voor.”
„Een goede reden? Dat zal wel. Wie doet er zich nu in gods naam voor als rechtvaardige rechter. De onbeschaamdheid!”
„Hij zal er wel een goede reden voor hebben,” gaf zij toe.
„Kom, we gaan wandelen, ik ga deze keer als konijn.”
„Ik niet, ik heb zo al flaporen.”
„Ach, in het park loopt op dit moment toch geen volk.”
„Goed dan, ik ga met je mee, ook als konijn. Hopelijk is er niemand die zich als oordeelkundig jager voordoet."