31.1.14

Wat nu?



Ja, ik heb een meisje aangesproken,
en ik denk: „Wat nu gedaan?"
Toch niet weer de zee in lopen,
zij is zo mooi om naast te staan!


__________


Versie 2
Ja, ik heb een meisje aangesproken,
en ik denk: „Wat nu gedaan?"
Ik heb zin om weer in zee te lopen,
zij is veel te mooi om naast te staan!


Versie 1
'k Heb een meisje aangesproken,
en ik denk: „Wat nu gedaan?"
Ik heb zin om weg te lopen,
z’is veel te mooi om naast te staan!






Wat ik absoluut zeggen wou

Er is een stukje van mijn teen
dat ik verloor in een ongeluk
met de grasmaaier.
Pardon?
Ja, daar kwam veel bloed bij kijken...
... maar wat ik zeggen wou:
Echt volledig zal je mij dus nooit hebben gekend.




30.1.14

De spoorzoeker



Er was eens een spoorzoeker die overal de sporen van vond.
Hij vond de sporen van verloren gedachten en natuurlijk van dieren in nood, maar ook van monsters die niet bestaan, (tenzij in onze dromen want daar bestaan ze natuurlijk wel, anders waren geen sporen!)
Hij vond de sporen van wat zelfs voor ons duidelijk zichtbaar is (dat is evident), maar ook de sporen van het onspeurbare, van al waar wij eigenlijk niet eens aan denken.
Zelfs in zijn vrije uren speurde de spoorzoeker. Vooral naar sporen van zichzelf! Zo vond hij nog de sporen van zichzelf op dertien jaar pas verliefd, en dat bleek als vanzelf ook het spoor dat hem
„… zal brengen naar veel later dan nu! En dat is wel iets om te onthouden", zo vertelde hij mij.
Ik was blijkbaar de makkelijkst vindbare om zoiets tegen te vertellen. Maar niet alleen dat, op die manier liet ook hij een spoor na!


27.1.14

Zweven



Ik zal wel
de v formaties leiden
zodat jij altijd meekan
uit de wind
zei hij

Wij zijn maar met ons twee toch
merkte zij toen op en begon over thermiek
dat dat een heel ander soort
van klapwieken veronderstelt

en toen leerde zij hem zweven




25.1.14

Een aforisme van oom Floris



Soms vindt een voorwerp als vanzelf zijn plaats, heel anders dan bij mensen.




Terrorismeoefening



„Allemaal tezamen... wat doen wij als de school wordt overvallen door een terrorist?”
„Dan steken wij de handjes in de lucht!!!”
„Goed zo kinderen. En dan zingen wij nu nog eens Ik zag twee beren.”
"JOEPIE-I-EEJEEEE!"





24.1.14



Al heel vroeg vlug stelde zij mij voor aan haar moeder, de vrouw waarvan ik onmiddellijk besefte dat zij mijn gedachten kon lezen!




23.1.14

Het straffe geheim van de onderwaterdrinkster



Hoe zij het presteerde keer op keer
is niet geweten want de onderwaterdrinkster
nam haar geheim mee in haar graf.

Maar dat zij het telkens met
een glimlach deed, jongens, dàt
maakte het pas straf!





22.1.14

Voor iedereen met een steeds groter wordend oor



Er was eens een man met een steeds groter wordend oor
waarin steeds meer gefluisterd moest worden
om het te blijven vullen tot uiteindelijk alle
lieve woorden en sprookjes en waarheden en
alle andere feiten allemaal opraakten
waarna het oor nog slechts gevuld werd met stilte
met steeds meer stilte
met zoveel absoluut hardnekkige stilte dat
die wel oneindig ging lijken en
de man begon te geloven dat stilte het beste is
waarmee een steeds groter oor kan worden gevuld,

maar dat is, dat mòeten wij blijven geloven,
uiteraard maar één manier om te leven met
een steeds groter worden oor natuurlijk.


______________________________

21.1.14

Daar



"Schat… ken jij iets waar geen naam voor is?”
„Mmmmm… nee… is het een raadseltje?”
„Ja, in zekere zin.”
„Kan je het voelen?”
„Ik wel."
"Waar?"


______________________________


20.1.14

Vliegen



Ik kan soms mee
op de trapeze
en zie dan het land
dat iedereen droomt en
al mijn brokken

Zo begrijp ik wat men van mij wil:
Men wil dat ik leer vliegen!


______________________________


19.1.14

De blotevrouwentram



Vroeger toen ik nog haar had nam ik vaak de blotevrouwentram want ik was altijd erg benieuwd hoe ze hun boodschappen droegen. Welnu, ik kan u zeggen, dat deden zij met zwier en elegantie. Nooit echt overladen. En zij hadden het onderling, indien niet verdiept in waardevolle literatuur, steevast over onderwerpen waarop een man als ik zich moeilijk weet te concentreren. Heel af en toe probeerde ik wel eens in gesprek te raken. Maar dat voelde altijd gemaakt aan, te gezocht, alsof ik iets in mijn schild voerde. Daar is dus verder niets van gekomen.
Nu werk ik in een heel andere buurt en ik weet zelfs niet zeker of die tram nog rijdt.


______________________________


"De gevaren des levens"



Bij mij in de straat kennen ze de gevaren des levens, dat geef ik jullie op een briefje. En zij gedragen zich daar naar, op elk mogelijk uur van de dag. Wat natuurlijk vanzelf spreekt, want elk uur van de dag houdt weer een ander gevaar in.
Dat was vroeger een probleem, want toen wisten zij noch van uur, noch van gevaar. Wat dat betekent kunnen jullie je wel inbeelden.
Ook ik heb lang zo geleefd, met de gevaren des levens. Al gaat het nu wel beter. Ik kijk al eens op de klok en herken zo waar al eens gevaar.
Ik weet eigenlijk niet waarom ik jullie hier mee aanklamp. Jullie zijn vast dapperder dan wij en rekenen af met heel andere gevaren. Maar jullie hoeven niet te denken dat wij naar jullie opkijken.


______________________________


18.1.14

Eenzaamste toon



Hij was natuurlijk
helemaal alleen
om zijn eenzaamste toon
te produceren.


______________________________


17.1.14

Ons



"Man, ga nu toch naar huis. Je bent toch niet bang van haar?"
"Neen, dat niet, ik ben bang van ons."


________________________________________


16.1.14

Aanbidding 1 & 2

Aanbidding 1

Zei een man in de tram tegen zijn buurvrouw:
„Ik denk dat ik word aanbeden.”
„O…” ging zij daar op in, „Dan wordt u weldra wellicht tot godheid verheven.”
„Denkt u?”
„Vast wel. Ik hoop het voor u!”
„Wie had dat ooit gedacht?”
„Ja, wie zou ooit aan zo iets denken?”
In haar stem klonk wel iets van trots over het feit dat zij met een godheid in spe in contact was gekomen. En het leek of zij ook wat dichter naar hem opschoof.


Aanbidding 2

„Wat komt u eigenlijk doen?” vroeg ik toen de man eindelijk, na lang aandringen, was gaan zitten.
„Ik kom u aanbidden.”
„Pardon?”
„Ik zie u al enkele maanden her en der opduiken in de stad en ik dacht die is pas aanbiddenswaard, daar moet ik ooit werk van maken. Maar u kent dat, van ooit komt doorgaans nooit, en daarom besloot ik vandaag de knoop door te hakken.
„Maar ik wil helemaal niet aanbeden worden!”
„Iedereen wil toch wel aanbeden worden?”
„Ik niet. Ik heb daar geen behoefte aan.”
„Maar u bent een buitengewoon iemand, dat heb ik meermaals mogen zien.”
„Dat kan mij niet schelen,” verbood ik hem zo te denken.
„Kan u dat niet schelen?”
„Neen.”
„Maar ik heb toch het recht van aanbidden?”
„Liever niet met mij.”
Daarmee zat het gesprek er wat mij betreft op,want eigenlijk verdacht ik hem ook van nog andere neigingen.
Zeker van zijn stuk verliet hij mijn huis. Van achter mijn raam keek ik hem na. Ik zag hem met een dame praten en mijn huis aanwijzen, waarbij zij beiden heel devoot keken. Alvorens de hoek om te gaan nam hij ook nog eens plechtig zijn hoed af en boog licht richting mijn voordeur, die geheel toevallig op het zuiden is gericht.


______________________________




Prima



"En dokter?"
"Nee juffrouw, met uw ogen is alles prima in orde. Dat u zo weinig interessante mannen ziet kan dus daar niet aan liggen."
"M.. maar, wat raadt u mij dan aan?"


______________________________


15.1.14

Geluk in het leven

Wanneer ik iemand voor het eerst ontmoet
komt het wel eens voor dat ik die dolgraag wil strelen.
Strelen? Waarom zeg ik dat nu ineens?!
Geluk in het leven wensen bedoel ik uiteraard.


______________________________

14.1.14

Schaamte zonder spijt



„Ja dokter, ik heb ook last van schaamte.”
„Schaamte?”
„Ja. Schaamte.”
„Hoe dan? U hebt toch nergens spijt van?”
„Neen, helemaal niet. Is dat een vereiste?”
„Ik denk van wel.”
„Vreemd. Ik voel veel schaamte maar eigenlijk geen spijt.”
„Slaap morgens eens lekker uit.”
„Ik zal het proberen dokter."


______________________________



13.1.14

Waarin ik wegfiets

Het is in dit verhaal dat ik door de tijd reis
op bezoek bij mezelf op de fijne leeftijd (voor een jongen)
van elf jaar, om de hele waarheid en vooral ook het waarom uiteen te zetten,

want zeg nu zelf:
wie krijgt nu zulk een kàns?

„Dus daarom …” zo wilde ik hem ten slotte overtuigen,
maar de snotaap lachtte wat verlegen,
zei braafjes „Ja meneer,”
en fietste weg.


____________________


12.1.14

Hand in hand

In heel wat verhalen
of zelfs gedichten
zou achter het kleinste gebaar
de geringste beweging
een diepere betekenis schuilen

neem nu het feit dat wij
die middag
hand in hand hebben gelopen


____________________



11.1.14

Onvoorzien (Het geluid van de Kilimanjaro)



Een rechtschapen man had een knecht in dienst die de godganse dag geen klap uitvoerde. Wat hij wel deed was nadenken. Nadenken over zichzelf, over zijn vreemde beroep en over wat hij voor zijn medemensen eigenlijk wel kon betekenen. Zo kwam hij meanderend door zijn geest op het geluid van de Kilimanjaro.
Met Het geluid van de Kilimanjaro valt beslist iets te doen, besefte hij. Alleen de omschrijving zet al aan het dromen. Iets magisch. Voor de aldus besnaarden misschien zelfs iets erotisch.
Gedreven door de gloed van zijn gedachten begaf hij zich naar zijn vriend de uitvinder. Of die niet voor hem een apparaat kon maken waarmee Het geluid van de Kilimanjaro zonder al te veel ruis kon worden gecapteerd en versterkt weergegeven, voor een avondvullend programma in landelijke theaters. Het apparaat diende derhalve ook mobiel te zijn.
Zijn vriend de uitvinder, die net een metalen kerstboom die zelfstandig een trap kon afdalen had getest, antwoordde evenwel:
„Ach man, zo’n apparaat valt niet te bouwen, en weet jij wel waarover je het hebt met je geluid van de Kilimanjaro?”
„Is dat echt zo?” besefte de knecht, die zich door zijn vriend veel liet zeggen.
„Ja. Jij moet even dringend opnieuw met je twee voeten op de grond komen en je werk doen, zoals je baas dat van jou verwacht.
„Je hebt gelijk,” beaamde de knecht, „Ik ben blij dat ik je heb geraadpleegd,” en, voorlopig alweer met beide voeten op de grond meldde hij zich diezelfde dag weer aan bij zijn baas. Hij was echter vergeten dat dit niet zo was voorzien, zodat hij nog tot de avond tijd had voor andere bezigheden en plannen.


____________________


10.1.14

Gedachtengoed



Ik maakte een wandeling door een wijk die ik niet ken. Ineens vond ik daar een mij onbekend gedachtengoed. Véél breder en ook wat dieper dan ik ooit had vermoed in een gedachtengoed.
Hoe kwam dit zo maar hier? Het was echt een vreemd gedachtengoed hoor, en ik kon maar niet begrijpen waarom het daar lag, als het ware voor het oprapen. Even vermoedde ik zelfs een valstrik. Te mooi om waar te zijn.
Daarom rook ik er eens aan en, omdat ik mij inmiddels onbespied waande, heb ik er ook eens in genepen. Het was solider en veerkrachtiger dan ik verwachtte.
Alleen snapte ik dus niet wat het daar deed in die wijk die ik verder ook niet ken.
Ik besloot het zo te laten en een dag of wat later nog eens terug te komen.
Het was er niet meer. Met speurende blikken liep ik de straat waar ik het tevoren gevonden had op en af, om er mij van te vergewissen of het niet gewoon maar was verschoven, maar neen. Het was er niet meer.
Nu goed. Op zich geen erg natuurlijk. Wat moet ik per slot van rekening met een ander gedachtengoed? Daar is niet veel vraag naar, dat weet u ook wel.


____________________



9.1.14

Anderzijds



In dit verhaal bracht hij zijn hart mee, om er haar in op te nemen. Maar wat er - nadat hij werd afgewezen - precies mee is gebeurd is niet geweten. Men gunde hem natuurlijk zijn geluk, dat is wel zeker, maar anderzijds heeft hij 't misschien wel opgegeten.


____________________



8.1.14

7.1.14

Verleiding in losse tijden

Het was overdag. Maar zo’n overdag met een flets zonnetje dat niet de moeite waard is om eens naar te kijken.
Ineens werd ik de aanwezigheid gewaar van een vrouw. Of eigenlijk meer precies: van een wezen dat zich vrouwelijker wilde voordoen dan het was. Want het rook naar gratis reukwater.
Ik vroeg wat haar bedoelingen waren en zij zei dat zij mij wilde verleiden.
Maar waarom dan? Wij kenden elkaar niet.
Omdat het losse tijden zijn waarin wij leven en omdat behoeften moeten worden onderkend.
„OK dan maar ,” zei ik, „probeer het maar.”
Opeens aarzelde zij. Ik moedigde haar dan maar aan om haar charmes te gebruiken, haar echte, maar het stokte. Zij begon te blozen en gaf toe dat zij mij uiteindelijk toch maar niet wilde verleiden, dat dat bij nader inzien misschien niet gepast was. Voor ik haar kon zeggen dat ik een en ander natuurlijk wel vreemd vond maar dat ik haar helemaal niets kwalijk nam liep zij schichtig weg.
Zo voelde ik mij alweer enorm afgewezen niettegenstaande ik haar toch vriendelijk had bejegend dacht ik.


____________________


6.1.14

In het spoor van Igor Portillo



„Als het goed is dan hebben jullie nog nooit gehoord van Igor Portillo(1), de Cubaanse afwezigheidskunstenaar.”
„Nee. Inderdaad. Nog nooit van gehoord!”
„Welnu, dit was zijn lievelingsvertrek.”
„Nou, veel valt hier anders niet te zien, vind ik zo.”
„Precies, hij kwam hier dan ook uiterst zelden. Wat deze kamer zo interessant maakt in kunsthistorisch perspectief.”
„Ja, dat begrijp ik! We mogen zeker geen foto maken? Van het uitzicht eventueel?"



(1) Igor Portillo: als kunstenaar afwezig in elke gangbare Europese kunsthistorische gids.


____________________


5.1.14

Toelichting van een danser



je moet weten wie danst
en hoe

je moet de muziek kennen
en weten wie je vertrapt

de rest gaat vanzelf


__________



4.1.14

Vertelplicht

Ik dacht, op mijn leeftijd en met alle andere kwalen die ik al heb, dat het mij niet meer overkomen zou, maar ineens zat ik er toch mee: vertelplicht. Al hield ik het wel stil, want het gaat meestal snel voorbij wist ik.

Maar 's avonds kreeg ik al meteen iemand over de vloer.

Zonder veel plichtplegingen plofte ze neer in mijn enige Louis XIII.

„Wie bent u?” wilde ik weten, want ik had het als kersvers vertelplichtige uiteraard niet meteen door.
„Vertel op!” antwoordde zij met een glimlach vol van verwachting.
„Vertel op?”
„Ja, vertel op! U bent nu vertelplichtig en ik ben wel héél benieuwd wat dat inhoudt bij iemand zoals u.”
Zodoende begreep ik dat ik er niet onderuit kwam.
„Tja… Het is de eerste keer dat ik er mee zit… waar zal ik eigenlijk beginnen…” fluisterde ik, want ik word namelijk vrij vaak overvallen door fluisterzucht. Ook nu, uitgerekend.
„Spreek toch wat luider man,” zei ze.
Sorry, ik heb weer een aanval van fluisterzucht.”
„Wat?”
"Ik lijd aan fluisterzucht. Nu weer,” fluisterde ik nog iets stiller.

Er zat niks anders op voor haar dan dat zij op mijn schoot kwam zitten met haar oor vlak tegen mijn lippen aangedrukt. Op die manier slaagde ik er in haar zonder verwikkelingen een en ander te vertellen, dat terwijl ik mij diep vanbinnen ineens gelukkig prees dat ik sinds kort eindelijk genezen was geraakt van mijn streeldwang. Want dat ware gezien de situatie moeilijk om uit te leggen geweest vrees ik, aangezien zij niet dààr voor was gekomen.



____________________



Vertelplicht (1.0)
Ik dacht, op mijn leeftijd en met alle andere kwalen die ik al heb, dat het mij niet meer overkomen zou, maar ineens zat ik er dan mee: vertelplicht. Al hield ik het wel stil. Meestal gaat dat snel voorbij.
Maar 's avonds kreeg ik meteen iemand over de vloer. Zonder veel plichtplegingen plofte ze neer in mijn enige Louis XIII.
„Wie bent u?” wilde ik weten, want ik had het als kersvers vertelplichtige uiteraard niet meteen door.
„Vertel op!” antwoordde zij met een glimlach vol van verwachting.
„Vertel op?”
„Ja, vertel op! U bent nu vertelplichtig en ik ben wel héél benieuwd wat dat inhoudt bij iemand zoals u.”
Zodoende begreep ik dat ik er niet onderuit kwam.
„Tja… Het is de eerste keer dat ik er mee zit… waar zal ik eigenlijk beginnen…” fluisterde ik. Ik wordt namelijk ook vrij vaak overvallen door fluisterzucht. Ook uitgerekend nu.
„Spreek toch wat luider man,” zei ze.
„Sorry, ik heb weer een aanval van fluisterzucht.”
„Wat?”
"Ik lijdt aan fluisterzucht. Nu weer,” fluisterde ik nog iets stiller.
Er zat niks anders op voor haar dan dat zij op mijn schoot kwam zitten met haar oor vlak tegen mijn lippen aangedrukt.
Op die manier slaagde ik er dan toch in haar een en ander te vertellen. Diep vanbinnen was ik echter wel blij dat ik sinds kort dan toch genezen was geraakt van mijn streeldwang. Want dat was moeilijker om uit te leggen geweest vrees ik.






2.1.14

De logica van Don Juan



Het huwelijk ging niet door
omdat hij toen hij zijn hoedje ophief
een voorstelling kreeg van
hoe het leven met haar zou zijn
en hij - toen hij het weer liet zakken -
ineens ondervond dat dat ontzettend zou gaan knellen.
Zo ontwikkelde Don Juan proefondervindelijk zijn logica,
en ook andere leugens die u - via via - waarschijnlijk wel al kent.


__________


Het antwoord van de oude zeekapitein



"De man die hoopvol alle vrouwen van de wereld aankijkt is niet iemand die zoekt naar het mogelijke, maar iemand die het onmogelijke wil vinden," antwoordde de oude zeekapitein uiteindelijk op de vraag waarvan hij dacht dat dit het antwoord moest zijn. Waarna er weerom smakelijk werd gelachen.


__________