26.3.09

Uit de verte!



Men vraagt zich af waar de schrijver zijn inspiratie haalt. Wel, om voor mijn geval eens uit de biecht te klappen, ik haal die uit de verte.

“Uit de verte?” hoor ik u monkelen, “wel heb ik ooit!”

Tja, ik kan het ook niet helpen dat u daar niet zelf bent opgekomen. Maar troost u, zo gemakkelijk is het nu ook weer niet. Gewoonlijk hoef ik maar uit mijn dakvenster te kijken en in de verte speelt zich dan wel iets af dat het noteren waard is, of dat mij op zijn minst op een of ander idee brengt. Zo zal ik u binnenkort misschien verhalen over die vier moordenaressen! Maar de laatste tijd, het ligt aan mijn ogen zeggen mijn huisgenoten, zie ik almaar minder goed wat er in de verte gebeurt. Het lijkt wel of de verte zich verwijderd heeft! En ik vertik het om met een verrekijker te turen, want daar krijg ik schele koppijn van. Als deze evolutie zich bestendigt zal ik uiteindelijk gedwongen worden ermee op te houden, of, want dat is ook een mogelijkheid, moeten overwegen het te gaan hebben over wat er zich onder mijn neus afspeelt, en dat wordt moeilijk, zowel voor mijzelf, want ik heb nooit oog gehad voor wat zich onder mijn neus afspeelt, als voor mijn naasten: ik schrijf namelijk altijd de waarheid!

En dat er zich onder mijn neus verschrikkelijke dingen afspelen spreekt vanzelf.

25.3.09

Mannen onder elkaar



Laten we er geen gewoonte van maken, maar wij, mannen onder elkaar, weten zulke dingen wel te smaken!

24.3.09

Het gloeien



Drie of vier keer per jaar, meestal in kille periodes, word ik getroffen door een oude, maar desalniettemin mysterieuze aandoening. Het gloeien, zo noem ik het als ik mijn dokter contacteer.

“Dokter, het gloeien is weer begonnen!”

Het gloeien begint steevast rond mijn scrotum en breidt zich langzaam uit over heel mijn lichaam. Na twee uur gloei ik dan van kop tot teen.

“Jan, je gloeit weer,” zegt mijn vrouw dan meestal eenvoudig en gaat in de logeerkamer slapen, met medeneming van de deken die voor mij op die momenten toch te warm is. “Ik kan de hitte niet aan,” zegt zij achteraf steeds alsof zij zich hoort te verontschuldigen.

De volgende ochtend is alles weer normaal en gloei ik weer een hele poos niet meer.

Het komt en gaat dus, het gloeien.

22.3.09

Over Amanda, een meisje in mijn droom



Ik droomde dat ik mij samen met mijn vrouw (van wie ik zielsveel hou, dat spreekt vanzelf, maar ik zeg het toch maar) in een ons onbekende, maar niettemin zeer somptueuze kamer bevond. Ineens besefte ik dat de dame met wie ik blijkbaar enorm goed overeen kwam echter niet mijn vrouw was, maar iemand anders, iemand mij totaal onbekend, en dat net nà dat ik mijn rechterhand zo had geschoven dat die zich ergens bevond waar ik in wakkere omstandigheden normaal mijn handen thuis hou. Nu goed, het was maar een droom en zeker niet onaangenaam want ook haar handen kenden geen schroom.
“Een condoom, nu!” riep Amanda, want zo heette zij (in een droom komen namen gewoon vanzelf).
“Ik gebruik nooit condooms,” antwoordde ik, “toch niet in dromen die met mijn vrouw beginnen!”
“Geen probleem, ik heb er hier een!” Het was haar grootvader die in deze droom blijkbaar de rol van acute probleemoplosser speelde.
“Dank je wel,” schreeuwde ik boven een van de Kindertotenlieder van Mahler uit, die uit de intercom schalden, uit beleefdheid, maar ik geef eerlijk toe dat ik liever had gehad dat hij er geen bij had gehad. Maar u kent het waarschijnlijk ook wel: een droom beheers je niet helemaal.
Er liep evenwel iets mis, ik ben hondstrouw aan mijn vrouw en wij gebruiken onder ons geen condooms, zodat ik geen ervaring heb met die dingen. Het rook nogal fruitig en toen ik het iets dichter bij mijn neus bracht om de geur te herkennen, liet ik het vallen, zodat het helemaal in de diepte naast ons bed verdween, want dat bleek ineens op kilometershoge poten te staan. Ja, zo kan dat natuurlijk gaan in een droom. Ik stel mij daar geen vragen meer bij.
Onvervaard dook ik het achterna, want ik wilde Amanda en mezelf niet teleurstellen. Deze onverschrokkenheid bracht mij echter dieper en dieper in mijn eigenlijke zelf. Hoe dieper ik kwam hoe meer ik aspecten van mezelf tegen kwam: leugenachtigheid, halfslachtigheid, besluiteloosheid, gemakzucht, perversie, steel- en behaagzucht, spilziekte, enzovoort. Mijn goede kanten kwamen in deze droom met Amanda blijkbaar niet aan bod. Mijn lust om weer naar boven te klauteren, naar haar toe, nam met elke confrontatie met mezelf af. Ik dacht dat ik beter eerst op zoek kon gaan naar mijn goede eigenschappen om haar daarna meer allround te bespringen.

Dus, wanneer u dit nu leest bevind ik mij nog altijd in mijn droomwereld, op zoek naar mijn volledige zelf. Ik begrijp dat dit voor diegenen die wat praktische dingen met mij te regelen hebben niet leuk is om te vernemen, maar zelf heb ik er vrede mee. Uiteraard, anders was dit een nachtmerrie.

20.3.09

Linda, het meisje in de boom



"Mijn meisje zit in een boom," zei hij hulpeloos.
Ja, wat moest ik met die mededeling? Ik kende zelfs haar naam niet en hij ging niet in op mijn vraag hoe ze heette, anders had ik naar het park kunnen gaan en roepen:

"Linda, wees niet koppig en kom nu uit die boom."

Maar hij wauwelde wat onbegrijpelijke klachten waarmee ik ook geen stap verder kwam, dus keerde ik hem de rug toe en liep naar huis.

Onderweg zag ik haar zitten.
Heel vastberaden.

Ik vraag mij af hoe dat is afgelopen.

19.3.09

Kapitein Zeppos



"Kapitein Zeppos, dàt was..."
"Kapitein Zeppos? Ben jij al zo oud?"
"Oud? Ik? Euh... waarom? Omdat ik kapi..."
"Kapitein Zeppos, dat kent toch niemand meer."
"Daarom moet je mij toch niet zeggen dat ik oud ben?"
"Maar dat ben je toch?"
"Kijk naar jezelf."

18.3.09

Paard zoekt Zorro



Kattaklop-kattaklop-kattaklopp,
daar komt een paard gegaloppeerd.
't Kijkt om zich heen en spiedt en steigert furieus
en
kattaklop-kattaklop-kattaklopp
het gaat er weer vandoor,
op zoek naar de Zorro van zijn leven!

17.3.09

Fantastisch, maar niet ideaal



Vorige week ben ik, op wiens voorspraak weet ik niet, ontvoerd door buitenaardse wezens. Zij wilden weten wat dat nu precies is, een ideaal huwelijk! En zij zouden mij opensnijden om te kijken of het iets met de inborst heeft te maken als ik het hen niet vertelde. Het heeft mij alle overredingskracht gekost om hen van dat idee af te brengen.
"Is jouw huwelijk dan niet ideaal?" vroeg kapitein Zwork mij na tal van onmenselijke martelingen, tegen de middag van mijn derde dag gevangenschap.
"Maar neen, het is wel fantastisch, maar zeker niet ideaal."
Daar had hij niet van terug en toen liet hij mij vier uur lang vastgeketend hangen aan de atoomreactor van zijn ruimteschip, terwijl hij zich met Zwalla, zijn bevallige dienares en stuurvrouw terugtrok om, wat hij noemde, te confereren.
"Goed," zei hij met uitgeputte stem, "Zwalla en ik hebben geconfereerd en wij nemen genoegen met het fantastische," waarna hij mij netjes terug afzette op de hoek van onze straat, daar waar hij mij een paar dagen eerder had opgeslurpt met de opslurper van zijn ruimtetuig.
"Ik heb je nog zo gezegd niet op te scheppen over ons ideale huwelijk," was het eerste wat ik zei tegen mijn vrouw, voor ze de kans kreeg opmerkingen te maken over die rode nagelstriemen op mijn rug.

16.3.09

Jan is minder paarzuchtig



"Maar natuurlijk hou ik nog van je Ingrid, alleen... ben ik misschien wat minder paarzuchtig geworden."
"Je bent... minder paarzuchtig geworden?"
"Ja, dat schijnt te bestaan. Maar ik vind wel een oplossing."

15.3.09

Aspecten van polygamie



Mijn vrouw was nog maar net de straat uitgereden of er werd aangebeld.
"Dag mevrouw, mijn vrouw rijdt net weg," informeerde ik de dame in het deurgat snel omdat ik dacht dat het haar vriendin was.
Zij keek mij met gloedvolle ogen aan: "Ja, en ik maak van de gelegenheid gebruik om u te komen zeggen hoezeer ik uw monogamie bewonder."
"Mijn monogamie? Ja... inderdaad... monogaam ben ik wel. Dank u."
"Ikzelf heb er veel moeite mee."
Iets in mij fluisterde dat zij niet loog.
"Tja..., zo gemakkelijk is het natuurlijk niet. Iedereen krijgt te maken met ups en downs."
"Ja, maar u redt het toch maar."
"Ach," probeerde ik haar mijn monogame verdiensten in een iets of wat bescheidener licht te laten zien, "het is een keuze waar je zo goed en zo kwaad mogelijk mee leeft."
"Dat begrijp ik wel, maar een mens is maar een mens en ik ben maar een vrouw en u bent slechts een man."
"Ja, op zulke momenten kan het wel eens moeilijk worden."
"Precies, en mij lukt dat niet altijd."
"Het is ook niet makkelijk."
"Maar u bent monogaam en ik niet."
"Dat is zo, u bent inderdaad anders."
Over haar linkerschouder zag ik mijn vrouw terug komen rijden. Ik duwde het vrijpostige mens snel de deur uit en sloot die.
"Wie was die vrouw?" vroeg de mijne.
"Och, weer zo'n polygaam geïnclineerd mens."

14.3.09

De herkomst van een liniaal



Als het om linialen gaat, laat Bartje zich niet foppen:
"Vaak is het de geur die de herkomst van een liniaal verraadt!"

5.3.09

Een kleine verzwijging



"Maar muizemannetje toch, wat scheelt er?"
"Ach, niets Misschientje, een kleine verzwijging, gewoon."
"Trek het je niet aan. Daar word je sterk van, wacht maar tot je eens een grote verzwijging meemaakt! Dan piep je wel anders."

4.3.09

Gesprek met God (vanuit een put)



"Ik zit in de put."
"Welke put?"
Daar kon ik niet op antwoorden.
In de put zittende had ik geen zicht op eventuele andere putten en Zijn vraag was nogal ruim gesteld.
Bedoelde Hij het figuurlijk?
Of had Hij zicht op meerdere putten?
Hierover tastte ik volkomen in het duister.
Bovendien, de put waarin ik zat, was er een waar je niet zomaar uitkomt.
"Hier, in deze diepe, donkere en koude put," probeerde ik Hem te helpen.
Waarschijnlijk schrikte deze waarheidsgetrouwe beschrijving Hem af en is hij stilletjes weg gestapt, al had hij dat wel even mogen zeggen, want ik heb nog lang op een antwoord gewacht.

2.3.09

De holle man



Ze liep zij aan zij met een holle man.
Dat kon je niet aan hem zien, maar zij kon het wel horen.
Telkens als hij met zijn hiel de grond raakte klonk het hol vanbinnen in zijn lijf.
"U klinkt hol," zei ze zacht.
"Ja, vult u mij maar," antwoordde hij hoopvol.